Facebookvrienden worden met de verdachte

Posted on 14/11/2018 op Oerlemansblog

In het themanummer van Justitiële Verkenningen over ‘De digitalisering van georganiseerde misdaad’ is ook mijn artikel over online undercover operaties verschenen. In het artikel (.pdf) leg ik uit wat online undercover operaties zo uniek en aantrekkelijk maken voor de opsporing en welke regels gelden voor de politiële undercover bevoegdheden.

In het kader van mijn proefschrift (‘Investigating Cybercrime’) heb ik mij al eerder met het onderwerp bezig gehouden. Door recente jurisprudentie over de accountovername en de breed uitgelichte online undercover operatie over de darknet market ‘Hansa’ vond ik het tijd hier nog een artikel over te schrijven. Het artikel is een uitvloeisel van een paper die ik had geschreven voor het NVC-congres van afgelopen zomer.

Wat online undercover operaties zo aantrekkelijk maakt voor de opsporing

In cybercrimezaken kunnen online undercoveroperaties een effectief opsporingsmiddel zijn om bewijs te verzamelen met een online handle als digitaal spoor, zoals een nickname, e-mailadres of profiel op sociale media. Onder de omstandigheid dat verdachten consistent gebruik maken van anonimiseringstechnieken die het IP-adres verhullen van het netwerk waar zij gebruik van maken, is de toepassing van online undercover opsporingsmethoden één van de weinige middelen om bewijs te verzamelen in opsporingsonderzoeken met betrekking tot cybercriminaliteit.

Een bijkomende voordeel van de online toepassing van undercover opsporingsbevoegdheden, is dat opsporingsambtenaren net zo anoniem kunnen communiceren als de betrokken van het opsporingsonderzoek, zonder (direct) lijflijk risico en zonder de bureaustoel te hoeven verlaten met een wereldwijd bereik van de opsporingsmethode. Bij een accountovername kunnen opsporingsambtenaren zelfs door de bril van een crimineel of een persoon met toegang tot besloten omgevingen meekijken en bewijs verzamelen voor een opsporingsonderzoek. In reguliere opsporingsonderzoeken (geen cybercrime) waarbij verdachten online actief zijn, biedt de toepassing van online undercoverbevoegdheden additionele mogelijkheden ten opzichte van de bevoegdheden die in de fysieke wereld kunnen worden toegepast.

‘BOB’ gaat digitaal

Dezelfde regels gelden voor de toepassing van undercover bevoegdheden als 20 jaar geleden, zoals die in de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (Wet BOB) zijn geformuleerd. Toch is de context waarbinnen de bevoegdheden worden toegepast stevig verandert. Dat levert de vraag op of de huidige regeling nieuwe toepassingen nog “dekt”. In verband met het legaliteitsbeginsel staat namelijk in de wet welke indringende opsporingsmethoden opsporingsinstanties mogen gebruiken. Door de techniekonafhankelijke formulering van de bevoegdheden zijn de BOB-bevoegdheden prima toepasbaar in een online context. Mijn artikel laat zien aan welke toepassingen je in de hedendaagse gedigitaliseerde wereld moet denken.

Jurisdictie

Het wereldwijde bereik van online undercover opsporingsmethoden levert echter wel een flink jurisdictievraagstuk op. In het artikel ga ik daar kort op in. Daarbij herhaal ik het standpunt dat ik in mijn dissertatie heb ingenomen, namelijk dat unilaterale online opsporing onder dekmantel onder omstandigheden moet worden toegestaan. Daarbij denk ik in het bijzonder aan de situatie dat verdachten anonimiseringsmaatregelen nemen en de fysieke locatie van de verdachte redelijkerwijs niet kan worden vastgesteld. Het artikel sluit ik af met een betoog dat de stormachtige ontwikkeling van cybercriminaliteit en de noodzakelijke inzet van digitale opsporingsbevoegdheden om bewijs te verzamelen staten er toe dwingt om afspraken met elkaar te maken onder welke omstandigheden grensoverschrijdende online undercover operaties zijn toegestaan.