Nieuwe autoriteit voor de bestrijding kinderpornografisch en terroristisch materiaal?

Minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid heeft in het najaar van 2020 nieuwe plannen uit de doeken gedaan voor de oprichting van een nieuwe overheidsinstantie (zie de Kamerbrief van 20 november 2020 en de Kamerbrief van 8 oktober 2020). De nieuwe autoriteit zou er gericht op zijn kinderpornografisch en terroristisch materiaal door middel van het bestuursrecht te bestrijden met bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten, zoals de last onder bestuursdwang en boetes. Het idee is dat deze autoriteit de status van zelfstandig bestuursorgaan krijgt om de onafhankelijkheid te waarborgen. Dit zou bovendien aansluiten bij een voorstel voor een Europese verordening over het ontoegankelijk maken van online terroristisch materiaal. Op 10 december 2020 is een voorlopig akkoord bereikt over de verordening door de Raad van Ministers.

Minister Grapperhaus beziet nog of de nieuwe autoriteit bijvoorbeeld de bevoegdheid krijgt te automatisch zoeken (crawlen) naar online kinderpornografisch materiaal. Met een dergelijke bevoegdheid wordt Nederland minder afhankelijk van meldingen uit het buitenland over kinderpornografisch materiaal op servers in Nederland. Volgens de minister ontstaan ‘kwalitatieve en kwantitatieve synergievoordelen’ wanneer de bestrijding van online kinderpornografisch materiaal en online terroristisch materiaal bij één autoriteit worden ondergebracht. De minister verwacht dat het wetsvoorstel voor de autoriteit die online kinderpornografisch materiaal bestrijdt in januari 2021 in (internet)consultatie kan worden gegeven.

Problematiek

In een andere Kamerbrief van 8 oktober 2020 over de bestrijding kinderpornografisch materiaal op internet, heeft de minister de problematiek verder toegelicht. Zo vertelt de minister uitgebreid over een het rapport, de “CSAM Hosting Monitor”, die in opdracht is geschreven door de TU Delft. De minister streeft ernaar dat de monitor een structureel karakter krijgt en de rapportage periodiek wordt gepubliceerd, waarbij de op te richten toezichthouder het instrument op termijn overneemt.

In de Kamerbrief wordt bijvoorbeeld het hostingbedrijf NForce uitgelicht, klaarblijkelijk in het kader van ‘naming en shaming’. Het hostingbedrijf hostte een extreem grote hoeveelheid kinderpornografisch beeldmateriaal: van januari-augustus 2020 kreeg het bedrijf maar liefst 179.610 meldingen van het Meldpunt Kinderporno over URL’s met dergelijk materiaal. Het aandeel van NForce in alle Nederlandse meldingen van kinderpornografisch beeldmateriaal was 93.57% (!). Kortom, NForce heeft als hoster van middelbare grote volgens de minister een enorme rol in de verspreiding van kinderpornografisch beeldmateriaal.

HashCheckService

De ‘HashCheckService’ is een dienst die de politie beschikbaar stelt aan hosting providers om kinderpornografisch materiaal te detecteren, zodat het kan worden verwijderd. Na het versturen van brieven aan 17 hosters in juni 2020 die veel kinderpornografie via hun diensten distribueerden, hebben een aantal hostingbedrijven klanten afgestoten. Ook steeg het aantal domeinen dat aangesloten werd op de HashCheckService flink en één hostingbedrijf verplichtte zijn klanten om zich hierop aan te sluiten. Het resulteerde in een enorme toename van het aantal checks van deze HashCheckService. In een Kamerbrief van 7 juli 2020 werd genoemd dat 67 miljoen afbeeldingen waren gecheckt met 10.000 hits, inmiddels is dit gestegen naar 18.2 miljard afbeeldingen die zijn gecheckt met bijna 7.4 miljoen hits. Deze aantallen dragen volgens de minister fors bij aan het tegengaan van herhaald slachtofferschap.

Good hostingschap

De minister noemt allerlei maatregelen ter bestrijding van kinderpornografie die hosting bedrijven kunnen nemen in het kader van “good hostingschap”. Dat doet hij overigens zonder te verwijzen naar onderliggende wet- en regelgeving. Een ‘good hoster’ zal bijvoorbeeld een “Know-Your-Customer” beleid kunnen voeren, bijvoorbeeld door het uitvoeren van identiteitscontroles en een risico-inschatting maken ten aanzien van kinderpornografische uploads (mogelijk via de HashCheckService). Reactief acteert een good hoster volgens de minister uiteraard direct bij een melding, uiterlijk binnen door de sector zelf gestelde norm van 24 uur.

Eerste beschouwing van de plannen

De Kamerbrieven verassen mij. Het idee is interessant en vernieuwend. Maar ik mis wel een onderbouwing van de noodzaak voor de oprichting van zo’n nieuwe autoriteit, inclusief informatie over bijvoorbeeld de kosten, organisatie, etc.. Enkele vragen die alvast opkomen zijn bijvoorbeeld:

  1. Waarom wordt dit niet belegd bij een strafrechtelijke instantie of gespecialiseerde tak van het OM? Voldoet dat niet en waarom niet?
  2. Werkt het nieuwe Take Down-bevel uit artikel 125p Sv (n.a.v. de Wet computercriminaliteit III) onvoldoende? Is die bevoegdheid geëvalueerd? Zie overigens ook dit interessante rapport van de UvA in opdracht van het WODC over het verwijderen van onrechtmatige online content.
  3. Welke andere bevoegdheden zou de autoriteit moeten krijgen? Kunnen we een mooie naam voor de autoriteit verzinnen?
  4. In hoeverre wordt samengewerkt en gegevens gedeeld met andere, vergelijkbare autoriteiten?

Het is een dossier die ik zeker in de gaten blijf houden. Voor nieuwsartikelen of wetenschappelijk artikelen hierover houd ik mij aanbevolen.

== update ==

Het blijkt dat er al eerder onderzoek is gedaan naar de mogelijkheden tot het aanpakken van kinderporno op basis van bestuurlijke handhaving (.pdf). Het rapport komt op mij over als een praktisch en meer technisch georiënteerd rapport (niet super juridisch in ieder geval (hier is een juridisch advies van AKD te vinden)). Volgens het rapport kent bestuursdwang vele voordelen, zoals een mogelijk snellere rechtsgang en meer handelingsmogelijkheden. In de praktijk wordt bestuursdwang gezien als een middel om de resterende kleine groep ‘bad hosters’ aan te pakken. Dienstverleners die nu meewerken in de zelfregulering geven aan dat invoering van bestuursdwang voor deze groep weinig verandert, maar wel aanvullend ‘juridisch risico’ met zich meebrengt.

Maar “toch plaatsten veel respondenten vraagtekens bij de keuze voor bestuursdwang”. Zo zou het nemen van de eerste stap: het identificeren van de Nederlandse partij die onderwerp van bestuursdwang wordt, lastig zijn. Bestuursdwang is niet toe te passen op buitenlandse partijen en medeplichtigheid/medeverantwoordelijkheid is lastig aan te tonen, want partijen beroepen zich op het argument dat ze niet (kunnen/willen) weten wat er op hun infrastructuur gebeurt.

Ten slotte wordt in het rapport ook wel gewaarschuwd over een mogelijke precedentwerking als bestuursrechtelijk wordt gehandhaafd. Mogelijk wordt het instrument dan toegepast bij zaken als online kansspelen en online haatzaaiien (waar de verwijdering van terroristische content natuurlijk dicht bij staat). De weg via strafvordering zou volgens de auteurs op het rapport niet werken vanwege organisatorische problemen bij justitie/rechtbanken in verband met capaciteit voor het toestemming geven van het verwijderen van informatie.

Hoofdstukken uit ‘Strafrecht en ICT’ in open access beschikbaar

In januari 2019 verscheen het boek ‘Strafrecht en ICT’ van Bert-Jaap Koops en mij. Het boek betreft een studieboek en naslagwerk. We hebben goede reacties uit de praktijk gekregen.

Nu de embargoperiode van Sdu voorbij is, mag ik de belangrijkste hoofdstukken online zetten. Hieronder staan de links met een indicatie van de inhoud.

Materieel strafrecht en ICT
Het hoofdstuk biedt een overzicht van de strafbepalingen, wetsgeschiedenis en jurisprudentie over computercriminaliteit. Het hoofdstuk heeft de volgende inhoud:

  • Computervredebreuk en wederrechtelijk overnemen van gegevens
  • Afluisteren, aftappen en opnemen van communicatie
  • Verstoring van computergegevens
  • Verstoring van computersystemen
  • Misbruik van technische hulpmiddelen
  • Klassieke vermogensdelicten
  • Valsheid in geschrifte
  • Oplichting
  • Computergerelateerde zedenmisdrijven
  • Uitingsdelicten
  • Auteursrechtschendingen
  • Blik op de toekomst

Formeel strafrecht en ICT
Dit hoofdstuk behandeld alle relevante opsporingsbevoegdheden die worden in gezet in opsporingsonderzoeken naar cybercrime. Dit is de inhoudsindicatie:

  • Het opsporingsonderzoek
  • Doorzoeking, inbeslagname en onderzoek van gegevens in computers
  • Het vorderen van gegevens
  • De telecommunicatietap
  • Direct afluisteren
  • Stelselmatige observatie en locatiebepaling
  • Hacken als opsporingsbevoegdheid
  • Vergaren van publiekelijk toegankelijke online gegevens
  • Online undercover opsporingsmethoden
  • Digitaal bewijs
  • Blik op de toekomst

Grensoverschrijdende digitale opsporing

Dit hoofdstuk gaat over jurisdictie, het Cybercrimeverdrag, andere belangrijke verdragen en de grensoverschrijdende toepassing van opsporingsbevoegdheden. De inhoud is als volgt:

  • Jurisdictie en rechtshulp
  • Het Cybercrimeverdrag en internationale samenwerking in digitale opsporing
  • Grensoverschrijdende toepassing van bevoegdheden  
  • U.S. Cloud Act
  • Tweede Protocol bij het Cybercrimeverdrag (concept
  • EU-voorstellen voor digitale bewijsgaring

Van een “Take down”-bevel naar internetfilters voor politiedoeleinden?

Posted on 23/07/2013 on Oerlemansblog

De nieuwe Wet Computercriminaliteit III (concept) is een wetsvoorstel om computercriminaliteit te bestrijden. Het conceptwetsvoorstel is vooral controversieel vanwege de voorgestelde hack-bevoegdheden voor politie en justitie. Echter, de voorgestelde ‘Notice and Take Down’ (NTD)-bevoegdheid is een ander aspect dat onze aandacht verdient.

Notice and Take Down

Notice and Take Down is een concept waarbij bedrijven of personen worden verzocht om illegale web content te verwijderen op verzoek van een derde. In Nederland heeft zelfregulering geleid tot een gedragscode (.pdf) met betrekking tot ‘Notice and Take Down’ voor aanbieders van openbare telecommuncatiediensten en –netwerken. Personen, bedrijven en opsporingsambtenaren kunnen een bedrijf vragen om online content te verwijderen wanneer de inhoud op een bepaalde website onmiskenbaar illegaal of onrechtmatig is. Kinderporno is het standaard voorbeeld van web content dat op verzoek van een derde door een beheerder van een website verwijderd zou moeten worden.

Uitvoeringsproblemen

Het op verzoek offline halen van web content op basis van de gedragscode (of algemene voorwaarden van een bedrijf) is op dit moment geen verplichting voor internetproviders. Onze minister van Veiligheid en Justitie wil dit veranderen door het mogelijk te maken ‘Notice and Take Down’ als handhavingsinstrument in te zetten (zie het nieuwe voorgestelde artikel 125p van het Wetboek van Strafvordering (Sv)). De meerwaarde van het instrument is volgens p. 44 van de Memorie van Toelichting vooral dat het voorgestelde bevel óók kan worden gericht aan hosting providers en beheerders van een website.

Het NTD-bevel

Op basis van het voorgestelde artikel 126p Sv zou een officier van justitie – met de toestemming van een rechter-commissaris – een bevel kunnen geven aan een ‘elektronische communicatie provider’ (ECP) om ‘alle redelijke maatregelen te nemen’ om gegevens ontoegankelijk te maken teneinde een misdrijf te beëindigen of nieuwe strafbare feiten te voorkomen. De maatregel is bedoeld voor alle misdrijven in het Wetboek van Strafrecht. Zoals aangeven wordt ook beoogd dat de officier van justitie het bevel aan websitebeheerders kan afgeven, maar dat blijkt niet uit de tekst van artikel 125p Sv.

Politie en justitie hadden in theorie deze bevoegdheid al voor telecommunicatieproviders op grond van artikel 54a van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Aan artikel 54a Sr kleefden echter zoveel juridische bezwaren dat een “Take down”-bevel van illegale web content op basis dit artikel in de praktijk niet altijd door de rechtbanken werd geaccepteerd. Het voorgestelde artikel 125p Sv kan daarom als reparatie van artikel 54a Sr worden gezien. Artikel 54a Sr blijft overigens bestaan en wordt iets aangepast om de vervolgingsuitsluitingsgrond in dit artikel te verhelderen.

Als het bedrijf of de betrokken persoon niet meewerkt, kan deze worden vervolgd voor het niet nakomen van een ambtelijk gegeven bevel. Opmerkelijk is dat de tekst van de voorgestelde maatregel in artikel 126p Sv impliceert dat de tussenpersoon een ‘verdachte’ is die het recht hebben op een advocaat tijdens een hoorzitting over de maatregel. Belanghebbenden kunnen een klaagschrift bij de rechtbank indienen als ze het niet eens zijn met de opgelegde sanctie. De Take down-bevoegdheid is bedoeld als een tijdelijke maatregel die opnieuw wordt beoordeeld door een zittingsrechter aan het eind van een strafproces. De Minister wil niet een uitspraak van de zittingsrechter afwachten voordat de maatregel kan worden opgelegd, want het zou onwenselijk zijn als het enkele maanden langer zou duren voordat de gegevens ontoegankelijk worden gemaakt. Persoonlijk hoop ik dat een Notice and Take down-bevel inderdaad altijd gepaard gaat met een strafproces en niet op zichzelf wordt gebruikt als instrument om gegevens ontoegankelijk te maken die politie en justitie illegaal vinden.

Het bevel is alleen bedoelt in gevallen waarbij een NTD-verzoek niet vrijwillig wordt uitgevoerd, bijvoorbeeld in het geval van haatzaaien of laster waarbij de tussenpersoon en de officier van justitie het niet eens zijn over de vraag of de inhoud illegaal is. Naar mijn mening is de voorgestelde NTD-sanctie een vergaande en – in sommige gevallen – bruut instrument, dat slechts gedeeltelijk doeltreffend kan zijn. Soms worden namelijk veel websites gehost op één webserver. Het uitschakelen van een webserver kan dan leiden dat het ontoegankelijk maken van veel meer (legale) websites. Belangrijker vind ik nog dat een Take Down-bevel ook aan access providers kan worden opgelegd en daarmee mogelijk leidt tot door de overheid opgelegde internetfilters.

Van Notice and Take Down tot Internet filters

Op p. 84 van de Memorie van Toelichting op het conceptwetsvoorstel wordt gezegd dat “in geval het materiaal in het buitenland wordt gehost en ontoegankelijkheidsmaking noodzakelijk is, het bevel tot access providers kan worden gericht”. Die ontoegankelijkheidsmaking kan vervolgens worden uitgevoerd door IP-adressen te blokkeren (zie p. 85). De blokkering “dient voort te duren zolang de gegevens worden aangeboden”, aldus de Memorie van Toelichting. Daarbij moet de officier van justitie overigens bij het afgeven van het bevel wel rekening houden met de technische mogelijkheden en de kosten om onderdelen van pagina’s of websites ontoegankelijk te maken.

Ik leid hier uit af dat de voorgestelde NTD-bevoegdheid er onder omstandigheden toe kan leiden dat specifieke websites op last van de officier van justitie gefilterd moeten worden. Zoals we allemaal weten zijn dergelijke filters eenvoudig te omzeilen door middel van proxy- en VPN-servers, maar daar wordt in de Memorie van Toelichting niet over gesproken. Ondertussen zijn Nederlandse hosting bedrijven en ISP’s bezorgd over de kosten van de voorgestelde maatregel en hun concurrentiepositie in de industrie.

Conclusie

De voorgestelde Notice and Take Down-bevoegdheid is bedoeld voor strafzaken waarin een persoon of bedrijf gegevens offline kan halen, maar niet bereid is dit vrijwillig te doen. Met de voorgestelde bevoegdheid kan een officier van justitie (na machtiging van een rechter commissaris) aanbieders van elektronische communicatiediensten dwingen gegevens ontoegankelijk te maken onder dreiging van strafvervolging.

De voorgestelde regeling is meer vergaand dan het oude (en slecht afdwingbare) artikel 54 van het Wetboek van Strafrecht en kan resulteren in een filter-verplichting voor specifieke websites. Onze parlementsleden moeten grondig nadenken en debatteren over de voorgestelde blokkerings- en filteringsmaatregelen alvorens ze het goedkeuren als instrument voor handhavingsinstanties.