Opsporing en bestrijding van online drugsmarkten

Posted on 03/01/2020 on Oerlemansblog

In december 2019 heeft Strafblad het artikel ‘Opsporing en bestrijding van online drugsmarkten’ gepubliceerd. Samen met Rolf van Wegberg heb ik het artikel geschreven. Het bevat een overzicht van opsporingsmethoden die worden gebruikt voor de opsporing op online drugsmarkten. Ook bespreken we ‘Operation Bayonet’, met de verstoringsstrategie van ‘Hansa Market’. De belangrijkste conclusies zetten we hier nog op een rij.

Opsporing

In het artikel wordt de regulering van opsporingsmethoden besproken, zoals openbronnenonderzoek en undercover opsporingsmethoden. De Hansa Market-uitspraak wordt daarbij uitgelicht (zie ook deze blog post). Ook wordt toegelicht waarom online undercoveroperaties interessante mogelijkheden bieden voor opsporingsinstanties, met name vanwege de mogelijkheden tot misleiding en interactie met verdachten op afstand.

We benadrukken daarbij dat digitale undercoveroperaties in de toekomst vaker zullen worden toegepast, al dan niet door of in gezamenlijkheid met buitenlandse opsporingsinstanties. Het is belangrijk dat advocaten en rechters blijven toetsen hoe de gebezigde opsporingsmethoden zich tot de wet verhouden. In de Hansa-zaak heeft de verdediging enkele voor de hand liggende verweren laten liggen, zoals het doorlaatverbod en de toepassing van andere opsporingsbevoegdheden dan infiltratie. Ook verdient het nader onderzoek of de ontwikkeling van internationale verdragen noodzakelijk zijn voor het in goede banen leiden van grensoverschrijdende online operaties van opsporingsautoriteiten.

Verstoring

Aan de hand van Hansa Market leggen we ook uit hoe de ‘verstoring’ van deze online drugsmarkt in elkaar steekt en hoe de effecten daarvan kunnen worden gemeten. Verstoringsacties bieden mooie kansen voor onderzoek. Het meetbaar maken van politie-interventies in het digitale domein biedt nieuwe inzichten op eerder onbeantwoordbare vragen rondom de effectiviteit van deze interventies. Het is daarnaast een handvat voor toekomstig optreden. Immers, wanneer een interventie ontworpen wordt die gebruikmaakt van eerdere, bewezen resultaten, kan daarmee de politiële slagkracht worden vergroot zonder extra middelen of capaciteit.

Vanuit juridisch perspectief biedt het onderwerp van verstoring bij cybercrime nog nadere bestudering, met name op het gebied van toezicht op de rechtmatigheid van dergelijke operaties. Zo komen de betrokkenen van een verstoringsactie meestal niet voor een rechter, waardoor de rechtmatigheid van een dergelijke operatie niet achteraf wordt getoetst.

Annotatie Hansa Market

Posted on 01/11/2019 op Oerlemansblog

De digitale infiltratieoperatie op de darknet market ‘Hansa’ is uniek. Tijdens deze operatie heeft de Nederlandse politie onder leiding van het openbaar ministerie een darknet market overgenomen en 27 dagen lang gerund, teneinde bewijs te verzamelen over de verkopers en kopers op de markt.

Deze zaak van de rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2019:5339) zaak betreft een veroordeling van één van de verkopers op het darknet market. De advocaat van de verdachte voert aan dat de infiltratieoperatie onrechtmatig was. In deze annotatie (.pdf) ga ik uitvoerig in op de juridische basis voor een digitale infiltratieoperatie en plaats ik een paar kritische kanttekeningen bij het gebrek aan andere verweren in deze zaak.

De feiten

Hansa is een darknet market waarop grootschalig werd gehandeld in voornamelijk drugs, zoals XTC, cocaïne, speed en amfetamine. Darknet markets zijn online handelsplaatsen die verkopers (‘vendors’) en kopers (‘buyers’) bij elkaar brengen. De handelsplaatsen zijn slechts via een bepaald protocol bereikbaar, in dit geval via het Tor netwerk. Tor zorgt ervoor dat het IP-adres van de handelsplaats en de bezoekers verborgen blijven en versleuteld het netwerkverkeer. Gesprekken tussen kopers en verkopers worden vaak versleuteld door middel van het ‘Pretty Good Privacy’-programma (PGP) en betalingen worden verricht door middel van cryptocurrencies, zoals Bitcoin en Monero. De bestelde producten worden per pakketpost afgeleverd op het gewenste adres.

De verdachte is veroordeeld voor het witwassen van bitcoins, die gekoppeld waren aan debet-, credit- en prepaidcards, en vervolgens werden omgewisseld bij een Bitcoin-uitwisselingkantoor voor in totaal meer dan 800.000 euro. Ook heeft de verdachte samen met anderen meer dan 22.000 bestellingen afgeleverd. De drugs werden verstopt in speciaal met 3D-printers geprinte verpakkingen als make-updoosjes. De hoofdverdachte wordt veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf.

De rechtbank legt in het vonnis uit dat onder het bevel van een officier van justitie de infiltratiebevoegdheid in artikel 126h Wetboek van Strafvordering (Sv) is ingezet. De rechtbank omschrijft helder op welke wijze de darknet market is overgenomen:

“(…) de infrastructuur van Hansa Market naar Nederlands grondgebied geëmigreerd en is Hansa Market heimelijk en ongewijzigd door het onderzoeksteam overgenomen met als doel wachtwoorden, berichten, orderinformatie en bitcoins niet-versleuteld af te vangen teneinde verdachten te identificeren en illegale goederen in beslag te nemen. Het onderzoeksteam fungeerde daarbij als beheerder van Hansa Market, reageerde op verzoeken van kopers, nam deel aan berichtenverkeer, onderhield contacten en verrichtte een aantal pseudokopen.”

Verweer van advocaat en commentaar

De advocaat van de verdachte voert aan dat het overnemen en beheren van de site geen wettelijke basis heeft, de verdediging geen zicht heeft verkregen in de wijze waarop de infiltratie heeft plaatsgevonden, en niet te controleren is of het optreden van de opsporingsambtenaren rechtmatig was en of voldaan is aan de proportionaliteitseis. De verdediging stelt dat daarom het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte.

De rechtbank oordeelt dat ‘het overnemen en beheren van de website valt onder de bijzondere opsporingsbevoegdheid van infiltratie in de zin van artikel 126h Sv’ (zie rechtsoverweging 3.1 uit de uitspraak). Daaruit bestaat dan ook de gehele motivering van de rechtbank ten aanzien van het eerste verweer, wat wel érg summier is. De rechtbank had kunnen verwijzen naar de wetsgeschiedenis van de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden waarin al in 1997 duidelijk werd aangegeven dat infiltratie ook op internet mogelijk is. Ook lag het voor de hand dat de rechtbank nog eens de achtergrond van de bevoegdheid aanhaalde. Infiltratie is namelijk bedoeld om te participeren in een criminele organisatie teneinde bewijsmateriaal over strafbare feiten te verzamelen. Het is daarbij mogelijk dat (geautoriseerde) strafbare feiten worden gepleegd. De overname en het beheer van de website voor 27 dagen lang, wordt aldus geplaatst onder de bijzondere opsporingsbevoegdheid van infiltratie. Uit het vonnis wordt niet duidelijk of Nederlandse opsporingsambtenaren ook de online identiteit (het account) van de oorspronkelijke ‘administrators’ (beheerders) van de darknet market hebben overgenomen (zie hierover dit – uitstekende – artikel van Wired). Die handeling is mogelijk onderdeel van de inzet van de infiltratiebevoegdheid, maar het is bijvoorbeeld interessant om te weten of de accountovername op vrijwillige basis plaatsvond.

Uitlokking?

De rechtbank oordeelt tevens, terecht meen ik, dat er geen sprake is van uitlokking. De rechtbank past de gebruikelijke toets toe of de verkopers en kopers door de overname niet tot andere strafbare feiten zijn gebracht door het onderzoeksteam, dan waarop hun opzet reeds was gericht (zie ook HR 29 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL0613). Met de geruisloze overname van Hansa Market heeft het onderzoeksteam de bestaande situatie in zoverre ongewijzigd voortgezet. Niet is gebleken dat verkopers (of kopers) door de overname, dan wel door het handelen van het onderzoeksteam, zijn gebracht tot het begaan van andere strafbare feiten dan waarop hun opzet reeds van tevoren was gericht. Het toelaten van nieuwe vendors en aanbieden van een korting bij personen bij wie al het opzet bestond om te handelen in verdovende middelen op deze specifieke en verborgen website, past volgens de rechtbank eveneens in dit kader en kan dan ook niet worden gekwalificeerd als uitlokking.

Over de transparantie van de infiltratieoperatie oordeelt de rechtbank dat voldoende valt te controleren of is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het strafdossier bevat een aanvullend proces-verbaal  waarin inzicht in de werkwijze van de opsporingsambtenaren tijdens de infiltratie wordt verschaft. De rechtbank overweegt daarbij in het kader van de subsidiariteit, naar mijn mening terecht, dat ‘enkel het in beslag namen van servers van illegale marktplaatsen eerder niet heeft geleid tot een effectieve verstoring van de handel in verdovende middelen, maar tot een verplaatsing hiervan met behoud van de digitale structuur bij de verkopers op een andere website (het zgn. ‘waterbedeffect’)’. De operatie was namelijk opgezet in samenwerking met de FBI. De FBI heeft eerst de darknet market ‘Alphabay’ ontmanteld. De kopers en verkopers migreerden toen naar ‘Hansa Market’. Op dat moment heeft de Nederlandse politie en het openbaar ministerie de markt overgenomen en 27 dagen lang beheerd teneinde bewijs te verzamelen. Met deze infiltratieactie is het wel mogelijk gebleken de identiteit van verkopers en kopers te achterhalen en eventuele criminele tegoeden van hen in beslag te nemen. De aard en ernst van de strafbare feiten, de onmogelijkheid langs andere weg het bewijs te verzamelen en de begrensde periode van de inzet van het opsporingsmiddel, maakt in combinatie met elkaar dat is voldaan aan de proportionaliteit- en subsidiariteitseis, aldus de rechtbank.

Toch zal de proportionaliteitstoets niet eenvoudig zijn geweest. Hansa Market had naar verluid in totaal meer dan 3600 dealers en in totaal 420.000 bezoekers. Volgens een achtergrondartikel in Wired op basis van een interview met betrokken opsporingsambtenaren waren er op enig moment 5000 bezoekers per dag op de drugsmarkt en vonden ongeveer 1000 bestellingen per dag plaats tijdens het beheer van de Nederlandse autoriteiten. In totaal zouden minstens 10.000 adressen van gebruikers van de darknet market zijn vastgelegd. Hoe weegt de noodzaak tot de inzet van de bijzondere opsporingsbevoegdheid van infiltratie, vermoedelijk in combinatie met andere bijzondere opsporingsbevoegdheden zoals een netwerkzoeking en de telecommunicatietap, op tegen de privacy-inbreuk van die duizenden betrokkenen? In de uitspraak staat bijvoorbeeld in rechtsoverweging 5.3.2 dat tijdens een doorzoeking computers werden aangetroffen die waren ingelogd op een server in Parijs met toezicht tot een ander darknet market (“Dream Market”). In het eerder aangehaalde artikel van Wired staat bijvoorbeeld ook: “The NHTCU officers explained how, in the undercover work that followed, (…),  even tricked dozens of Hansa’s anonymous sellers into opening a beacon file on their computers that revealed their locations”.  Ook zijn naar verluidt de instellingen van de (programmeercode van) de  website gewijzigd, zodat wachtwoorden en geolocatiegegevens in de foto’s van gebruikers van de website zijn vastgelegd.

Rechterlijke toets?

Hieraan gerelateerd bestaat de vraag of het wenselijk is deze toets slechts bij een officier van justitie te beleggen. Het Europees Hof van de Rechten voor de Mens (EHRM) acht de betrokkenheid van een rechter(-commissaris) in undercoveroperaties als het meest geschikt, maar acht ook toezicht van een officier van justitie mogelijk als er voldoende procedures en waarborgen zijn (zie bijvoorbeeld EHRM 4 november 2010, ECLI:CE:ECHR:2010:1104JUD001875706, par. 50 (Bannikova/Rusland), EHRM 23 oktober 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1023JUD005464809, par. 53, (Furcht/Duitsland) en EHRM 28 juni 2018, ECLI:CE:ECHR:2018:0628JUD003153607, par. 45 (Tchokhonelidze/Georgië). Procedures en waarborgen kunnen bijdragen aan het ondervangen van bepaalde risico’s omtrent de integriteit van een dergelijk onderzoek, bijvoorbeeld het risico dat een undercoveragent zich bezighoudt met zelfverrijking of criminele activiteiten die verder gaan dan oorspronkelijk met een officier van justitie zijn afgesproken. Wellicht zag de advocaat geen heil in dit verweer en speelt hierbij mee dat in Nederland bij infiltratieacties nog een extra toets door de Centrale Toetsingscommissie van het Openbaar Ministerie plaatsvindt.

Doorlaatverbod?

De advocaat van de verdachte stelt verder geen verweer in met betrekking tot het doorlaatverbod uit 126ff Sv, wellicht omdat de schutznorm niet van toepassing is en het verweer waarschijnlijk geen voordeel voor de verdachte oplevert (zie bijvoorbeeld HR 2 juli 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9915). De politie en openbaar ministerie mogen in principe geen drugs doorlaten op de markt en moeten tot inbeslagname van de drugs overgaan, tenzij een zwaarwegend opsporingsbelang prevaleert en de Centrale Toetsingscommissie schriftelijk instemt. Uit nieuwsberichten (zoals deze uit Trouw) is af te leiden dat het openbaar ministerie zich heeft ingespannen pakketverzendingen met drugs tegen te houden. De vraag blijft bijvoorbeeld wel hoe dat in zijn werking ging met de levering van drugs vanuit andere landen. Het vonnis gaat hier verder niet op in.

Conclusie

Het bovenstaande in overweging nemende, kan worden geconcludeerd dat de digitale infiltratieactie op Hansa Market door de Nederlandse politie en het openbaar ministerie een klinkend succes is geweest. De infiltratieoperatie wordt rechtmatig verklaard en daar is in beginsel veel voor te zeggen.

Wel is de rechtbank summier in de motivering van de uitspraak, wordt geen verweer gevoerd met betrekking tot tal van andere bevoegdheden die vermoedelijk zijn ingezet en is het opvallend dat de advocaat niet is ingegaan op het doorlaatverbod. De Hansa-zaak laat de potentiële schaal en technische complexiteit van een dergelijke operatie zien en de lastige overwegingen die hierbij spelen, in het bijzonder met betrekking tot de proportionaliteit.

Ten slotte op deze plaats nog een persoonlijke observatie: het is opvallend dat tot nog toe zo weinig door andere juristen is geschreven over deze operatie. Het is bij uitstek een zaak met interessante juridische discussies (zie ook de opmerking van officier in deze video op 5:50 min). Zou het te technisch zijn voor de gemiddelde jurist of is de zaak simpelweg aan de aandacht ontsnapt? Het is interessant om te zien welke veroordelingen er mogelijk nog komen en welke online undercover operaties in de toekomst zullen volgen.

Facebookvrienden worden met de verdachte

Posted on 14/11/2018 op Oerlemansblog

In het themanummer van Justitiële Verkenningen over ‘De digitalisering van georganiseerde misdaad’ is ook mijn artikel over online undercover operaties verschenen. In het artikel (.pdf) leg ik uit wat online undercover operaties zo uniek en aantrekkelijk maken voor de opsporing en welke regels gelden voor de politiële undercover bevoegdheden.

In het kader van mijn proefschrift (‘Investigating Cybercrime’) heb ik mij al eerder met het onderwerp bezig gehouden. Door recente jurisprudentie over de accountovername en de breed uitgelichte online undercover operatie over de darknet market ‘Hansa’ vond ik het tijd hier nog een artikel over te schrijven. Het artikel is een uitvloeisel van een paper die ik had geschreven voor het NVC-congres van afgelopen zomer.

Wat online undercover operaties zo aantrekkelijk maakt voor de opsporing

In cybercrimezaken kunnen online undercoveroperaties een effectief opsporingsmiddel zijn om bewijs te verzamelen met een online handle als digitaal spoor, zoals een nickname, e-mailadres of profiel op sociale media. Onder de omstandigheid dat verdachten consistent gebruik maken van anonimiseringstechnieken die het IP-adres verhullen van het netwerk waar zij gebruik van maken, is de toepassing van online undercover opsporingsmethoden één van de weinige middelen om bewijs te verzamelen in opsporingsonderzoeken met betrekking tot cybercriminaliteit.

Een bijkomende voordeel van de online toepassing van undercover opsporingsbevoegdheden, is dat opsporingsambtenaren net zo anoniem kunnen communiceren als de betrokken van het opsporingsonderzoek, zonder (direct) lijflijk risico en zonder de bureaustoel te hoeven verlaten met een wereldwijd bereik van de opsporingsmethode. Bij een accountovername kunnen opsporingsambtenaren zelfs door de bril van een crimineel of een persoon met toegang tot besloten omgevingen meekijken en bewijs verzamelen voor een opsporingsonderzoek. In reguliere opsporingsonderzoeken (geen cybercrime) waarbij verdachten online actief zijn, biedt de toepassing van online undercoverbevoegdheden additionele mogelijkheden ten opzichte van de bevoegdheden die in de fysieke wereld kunnen worden toegepast.

‘BOB’ gaat digitaal

Dezelfde regels gelden voor de toepassing van undercover bevoegdheden als 20 jaar geleden, zoals die in de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (Wet BOB) zijn geformuleerd. Toch is de context waarbinnen de bevoegdheden worden toegepast stevig verandert. Dat levert de vraag op of de huidige regeling nieuwe toepassingen nog “dekt”. In verband met het legaliteitsbeginsel staat namelijk in de wet welke indringende opsporingsmethoden opsporingsinstanties mogen gebruiken. Door de techniekonafhankelijke formulering van de bevoegdheden zijn de BOB-bevoegdheden prima toepasbaar in een online context. Mijn artikel laat zien aan welke toepassingen je in de hedendaagse gedigitaliseerde wereld moet denken.

Jurisdictie

Het wereldwijde bereik van online undercover opsporingsmethoden levert echter wel een flink jurisdictievraagstuk op. In het artikel ga ik daar kort op in. Daarbij herhaal ik het standpunt dat ik in mijn dissertatie heb ingenomen, namelijk dat unilaterale online opsporing onder dekmantel onder omstandigheden moet worden toegestaan. Daarbij denk ik in het bijzonder aan de situatie dat verdachten anonimiseringsmaatregelen nemen en de fysieke locatie van de verdachte redelijkerwijs niet kan worden vastgesteld. Het artikel sluit ik af met een betoog dat de stormachtige ontwikkeling van cybercriminaliteit en de noodzakelijke inzet van digitale opsporingsbevoegdheden om bewijs te verzamelen staten er toe dwingt om afspraken met elkaar te maken onder welke omstandigheden grensoverschrijdende online undercover operaties zijn toegestaan.