Meer duidelijkheid over de Ironchat-operatie

Bron afbeelding: https://nos.nl/artikel/2258309-beveiliging-door-politie-gekraakte-cryptofoons-was-twijfelachtig

Op 6 november 2018 maakte het Openbaar Ministerie bekend dat de politie Oost-Nederland en het Openbaar Ministerie (OM) er in 2017 waren geslaagd de versleutelde chatapplicatie ‘Ironchat’ te ontsleutelen. In het persbericht is de lezen:

“Dankzij deze operatie hebben politie en Openbaar Ministerie een goede informatiepositie gekregen. Er zijn ruim 258.000 chatberichten meegelezen en dat levert veel informatie op. Deze informatie kan leiden tot beslissende doorbraken in lopende onderzoeken. Ook kunnen de gegevens worden gebruikt om nieuwe strafrechtelijke onderzoeken op te starten. Op deze manier is er bewijs in lopende onderzoeken verkregen en kunnen nieuwe criminele activiteiten gestopt worden.”

Ironchat betrof een applicatie die stond op zogenoemde ‘cryptotelefoons’ of ‘PGP-telefoons’, waarbij PGP staat voor de versleutelingstechniek ‘Pretty Good Privacy’. Zie ook dit NOS-artikel voor meer informatie.

Rechtspraak

In 2020 en 2022 is er enige rechtspraak op rechtspraak.nl gepubliceerd waar het verloop van de Ironchat-operatie wordt toegelicht (zie ECLI:NL:RBOVE:2020:1563, ECLI:NL:RBOVE:2020:1587, ECLI:NL:RBOVE:2020:1558, ECLI:NL:RBOVE:2020:1592 en ECLI:NL:RBLIM:2022:8793). De rechtbank Overijssel heeft op 23 april 2020 in die uitspraken zes verdachten veroordeeld voor ernstige misdrijven, waarbij gebruik is gemaakt van de chatberichten. Na onderzoek van de gegevens die zijn veilig gesteld in de Ironchat-operatie kwamen er een aantal mensen naar voren kwam die ‘via bepaalde Ironchataccounts met elkaar chatte over – kort gezegd – de bereiding en het voorhanden hebben van, de handel in en de export van harddrugs’. Daarnaast werd gechat over het voorbereiden van een aanslag op personen en panden (mogelijk) gelieerd aan een voormalige motorclub. Vervolgens is in het TGO (Team Grootschalige Opsporing) onderzoek naar deze strafbare feiten verricht’. De meer recente uitspraak van rechtbank Limburg van 8 november 2022 gaat over drugshandel en de toepasselijkheid van het vertrouwensbeginsel op de operatie.

Onderzoek naar de leverancier Ironchat

In het onderzoek ‘Orwell’ werd een in Nederland gevestigd bedrijf onderzocht in verband met de verdenking dat dit bedrijf encrypted communicatiemiddelen faciliteerde voor onder andere criminele organisaties. Dit Nederlandse bedrijf maakte gebruik van een telecomserver in het Verenigd Koninkrijk.

Middels een Europees Onderzoeksbevel kreeg het onderzoeksteam de beschikking over een kopie (een ‘image’) van de server van het Nederlandse bedrijf. Uit digitaal onderzoek bleek dat de server werd gebruikt voor het versturen van versleutelde berichten en belangrijke informatie bevatte, die zicht gaf op onder andere verschillende chataccounts, chatnamen en de NN (op dat moment anonieme)-gebruikers van de producten van het Nederlandse bedrijf.

In het Verenigd Koninkrijk werd zelfstandig onderzoek gedaan naar de versleutelde berichten die via deze server waren verzonden. Van 3 oktober 2018 tot 2 november 2018 werd overgegaan tot het ‘live intercepteren en decrypten van de server’. De Britse autoriteiten hebben toestemming gegeven voor het gebruik daarvan in opsporingsonderzoeken in Nederland.

Onderzoek naar de gebruikers van Ironchat

De telecommunicatie werd vervolgens ter beschikking gesteld aan het onderzoek ‘Goliath’. Dit onderzoek, dat op 30 mei 2018 is ingesteld door de politie Oost-Nederland, richtte zich naar “criminele NN-gebruikers” van zogenaamde encrypted telefoons die de chatapp Ironchat gebruikten.

Door de officier van justitie werd overeenkomstig artikel 126dd Sv toestemming gegeven voor het gebruik van de overgedragen onderzoeksgegevens ten behoeve van het onderzoek ‘Metaal’, dat zich richtte op het achterhalen van de identiteit van de (NN-)gebruikers. In dit onderzoek kwam vervolgens een account naar voren dat kon worden gekoppeld aan de verdachte.

De rechtbank Overijssel overweegt dat zij ‘naar eigen recht, op basis van eigen bevoegdheden en met medeweten van een ander bedrijf de chatberichten onderschept, ontsleuteld en vervolgens die chatberichten heeft doorgeleid naar de Nederlandse autoriteiten’.

Ontvankelijkheid OM

De rechtbank Overijssel en Limburg overwegen dat ‘voldoende duidelijk is op welke wijze de inhoud van de chatgesprekken is verkregen’. De rechtbank Overijssel overweegt simpelweg dat ‘niet gebleken van enig vormverzuim. Het verweer wordt verworpen. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging’.

De rechtbank Limburg overweegt dat de onderzoekshandelingen waarvan de uitvoering plaatsvond onder verantwoordelijkheid van het Verenigd Koninkrijk. De taak van de Nederlandse strafrechter is volgens de rechtbank ertoe beperkt te waarborgen dat de wijze waarop van de resultaten van dat onderzoek in de strafzaak tegen de verdachte gebruik wordt gemaakt, geen inbreuk maakt op zijn recht op een eerlijk proces, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM.

Het behoort volgens de rechtbank niet tot de taak van de Nederlandse strafrechter om te toetsen of de wijze waarop dit onderzoek in het buitenland is uitgevoerd, strookt met de dienaangaande in het desbetreffende buitenland geldende rechtsregels. Er dient, op grond van het vertrouwensbeginsel, dan ook van de rechtmatigheid van de verkrijging van deze gegevens te worden uitgegaan. De verdediging heeft in zijn geheel niet onderbouwd dat er bij de verkrijging van de gegevens sprake is van een onrechtmatigheid en op welke wijze deze zou zijn ontstaan en onder wiens verantwoordelijkheid. Niet is gebleken dan ook van enige schending van het recht op een eerlijk proces.

Voor wat betreft het gebruik van de verkregen resultaten in verschillende onderzoeken in Nederland, overweegt de rechtbank Limburg dat op grond van artikel 126dd Sv de officier van justitie bevoegd is om die gegevens te verstrekken aan een ander onderzoek. Een beschikking van de rechter-commissaris is niet vereist. Het verweer wordt dan ook verworpen. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Meer duidelijkheid over de SkyECC-operatie

‘SkyECC’ is de naam van het bedrijf dat een versleutelde berichtendienst aanbood. De telefoons werden aangeboden door het bedrijf ‘Sky Global’. Een SkyECC-toestel is een mobiele telefoon die voorgeprogrammeerd is op iPhones, Google Pixels, Blackberry’s en Nokia’s en met een abonnement ter beschikking werd gesteld. Met de telefoon was het mogelijk versleuteld met elkaar te communiceren. In 2021 had het bedrijf wereldwijd 70.000 gebruikers.

De CEO en werknemers van Sky Global werden in de Verenigde Staten aangeklaagd wegens het opzettelijk faciliteren van criminele organisaties (zie bijvoorbeeld dit artikel ‘Arrest warrants issued for Canadians behind Sky ECC cryptophone network used by organised crime’). Sinds 19 maart 2021 is Sky Global niet meer actief. Vanaf medio februari 2021 konden opsporingsdiensten live meekijken met de berichten die op SkyECC-telefoons werd verstuurd.

Volgens het Openbaar Ministerie zijn tijdens operatie ‘Argus’ honderden miljoenen berichten (!) van de SkyECC app uitgelezen tijdens de operatie. Belgische media, zoals HLN.be, spreken van het onderscheppen van 1 miljard (!!) berichten, waarvan er 500 miljoen zijn ontcijfert (RTL Nieuws). Daar zijn al naar verluidt meer dan 2.000 verdachten geïdentificeerd, waarvan er 360 aangehouden konden worden. Er lopen 268 strafonderzoeken waarin de gelekte berichten worden benut. Het gros daarvan, 192 zaken, zijn nieuwe dossiers dankzij de kraak (JDVS/RL, Al 2000 verdachten ontmaskerd na kraak misdaadtelefoons, HLN, 25 september 2021).

In dit blogbericht zet ik de feiten uit de rechtspraak over de operatie en de Nederlandse rol daarbij op een rijtje. De informatie is met name afkomstig uit proces-verbalen en een brief van 2 juni 2022 van het Openbaar Ministerie over de SkyECC operatie die worden geciteerd in vonnissen. Daarbij zijn met name ECLI:NL:RBAMS:2022:6816 van de Rechtbank Amsterdam van 21 november 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:7425 en ECLI:NL:RBGEL:2022:7440 van de Rechtbank Gelderland van 20 december 2022 belangrijk.

Sky telefoon

SkyECC bood meerdere modules voor de telefoons aan die functionaliteiten boden voor e-mail, instant chats, instant groepchats, notities, voicemail, beelden en berichten die na bepaalde tijd automatisch worden vernietigd. Ook beschikten de telefoons over verschillende kenmerken waaronder een ‘distress wachtwoord’ en een ‘remote wipe’ waarmee het mogelijk is om (op afstand) alle data op het toestel te wissen. Bellen is met een ‘Skytelefoon’ niet mogelijk.De telefoons werden volledig anoniem en enkel tegen contante betaling verhandeld.

Een toestel geconfigureerd voor het gebruik van de Sky ECC-app kostte tenminste € 729,-. Een abonnement op de Sky ECC app kostte € 2.200,- per jaar of € 600,- per 3 maanden. Om van Sky ECC gebruik te kunnen maken krijgt iedere gebruiker een unieke combinatie van zes tekens welke bestaat uit cijfers en letters, de zogenoemde Sky-ID (User ldentifier). Dit unieke nummer is nodig om een gebruiker toe te voegen als contact.

Onderzoek ’13Yucca’

Het onderzoek begon in Nederland op 30 oktober 2018 met het onderzoek ‘13Yucca’. Uit meerdere strafrechtelijke onderzoeken bleek dat door personen die zich bezighielden met het beramen en plegen van zware criminaliteit, in de periode vanaf augustus 2015 gebruik maakten van SkyECC telefoons om versleuteld te communiceren. Het onderzoek ‘13Yucca’ was erop gericht om de criminele samenwerkingsverbanden inzichtelijk te krijgen en zicht te krijgen op gepleegde en nog te plegen strafbare feiten.

Door Nederlandse opsporingsambtenaren reeds vastgesteld dat de servers van SkyECC zich in Frankrijk bevonden. Nederland was ermee bekend dat ook België voornemens was om een strafrechtelijk onderzoek naar de onderneming SkyECC te starten. Aangezien de servers van SkyECC zich bij hostingbedrijf ‘OVH’ in de Franse plaats Roubaix bevonden, hebben de Nederlandse en Belgische autoriteiten contact gezocht met Frankrijk en heeft op 9 oktober 2018 een verkennend overleg plaatsgevonden. Het doel van dit overleg was om toelichting te geven op de aanstaande EOB’s van Nederland en België en helderheid te verkrijgen over de vraag of Frankrijk de onderzoeken zou kunnen verrichten.

Nederland heeft vervolgens op 6 december 2018 een Europees Onderzoeksbevel (EOB) naar Frankrijk verzonden met het verzoek om een image te maken van de servers. Met een image kon de technische inrichting van de servers kon worden onderzocht met het oog op nader onderzoek, zoals het tappen en ontsleutelen van de via die servers gevoerde communicatie, en zodat inzicht kon worden verkregen in de organisatie van SkyECC. Verder werd verzocht om informatie te verstrekken ten aanzien van historische en toekomstige klantgegevens van SkyECC, alsmede het verstrekken van technische gegevens van de server.

Voordat dit EOB werd verzonden, is door de officier van justitie aan de rechter-commissaris om een machtiging gevraagd om een vordering ex artikel 126ug lid 2 Sv te kunnen doen. De rechter-commissaris verleende die machtiging op 30 november 2018 en gaf toestemming voor het maken van een image, maar met de uitdrukkelijke restrictie dat de vergaarde informatie uitsluitend mocht worden aangewend voor het onderzoek naar de technische mogelijkheden voor het tappen en de ontsleuteling. De inhoud van de eventueel op de servers aan te treffen berichten mocht niet zonder uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de rechter-commissaris worden gebruikt in een strafrechtelijk onderzoek. België heeft eerder op 21 november 2018 een soortgelijk EOB naar Frankrijk gezonden.

Frankrijk heeft uitvoering gegeven aan de EOB’s en heeft de architectuur van de servers geanalyseerd. Uit het onderzoek bleek dat er twee servers werden gehost bij OVH, te weten een hoofdserver die rechtstreeks met het internet verbonden was en een back-upserver. Deze twee servers communiceerden onderling met elkaar via een intranet-netwerk dat binnen OVH overeenkwam met de handelsnaam ‘vRack’. Deze vRack-technologie is ontwikkeld door OVH en maakt het mogelijk om compatibele OVH-producten binnen een of meer privénetwerken te verbinden, isoleren of verdelen.

Naar aanleiding van dat onderzoek besloot de Franse officier van justitie bij de rechtbank van Lille op 13 februari 2019 een opsporingsonderzoek te openen naar SkyECC. Binnen dat onderzoek heeft de Franse officier van justitie toestemming gevraagd aan de Franse rechter om over te gaan tot interceptie, opname en transcriptie van de communicatie tussen de SkyECC servers, welke toestemming op 14 juni 2019 is verleend.

Op 24 juni en 26 juni 2019 zijn vervolgens IP-taps geplaatst op de twee servers. Nederland was niet aanwezig bij het plaatsen van de IP-tap. Op 8 juli 2019 is Nederland hierover geïnformeerd en op 11 juli 2019 zijn de data van de IP-tap beschikbaar geworden voor Nederland. In het tweede EOB van Nederland aan Frankrijk staat dat Nederland formeel het verzoek doet om die verkregen data te verstrekken aan Nederland. Voorts blijkt uit een ‘bericht van overdracht’ van 20 augustus 2019 dat de geïntercepteerde data door de rechter-commissaris van de rechtbank Lille uit eigen beweging op grond van artikel 26 van het Cybercrimeverdrag en artikel 7 van het Rechtshulpverdrag zijn overgedragen aan twee officieren van justitie van het parket Rotterdam. Daarbij is verzocht om de bevindingen naar aanleiding van de data weer terug te koppelen aan Frankrijk.

Onderzoek ’26Werl’

Op 1 november 2019 is opsporingsonderzoek ‘26Werl’ opgestart, waarbij de verdenking was gericht jegens het bedrijf SkyECC. Op 13 december 2019 hebben Nederland, België en Frankrijk een JIT-overeenkomst gesloten. Onderzoek Werl maakte deel uit van het JIT. Vanaf dit moment zijn de door Frankrijk geïntercepteerde data aan het gemeenschappelijke onderzoeksteam verstrekt en op die wijze gedeeld met Nederland en België.

De IP-tap data zijn geanalyseerd en verwerkt en tijdens de analyse is gebleken dat de getapte IP-communicatie versleutelde communicatie bevat. Sommige informatie was niet versleuteld. Zo werd in de loop van juli 2019 inzicht verkregen in de onderwerpregels van sommige groepsgesprekken en de SkyECC-ID’s van de deelnemers aan deze groepsgesprekken. Ook werd uit de interceptie op dit netwerk inzicht verkregen in de nicknames van SkyECC-gebruikers en bleek dat berichten om andere gebruikers als contactpersoon uit te nodigen niet versleuteld werden verstuurd. Op 15 november 2019 is gebleken dat een deel van de groepsberichten mogelijk kon worden ontsleuteld en is bij wijze van test een eerste groepsbericht succesvol ontsleuteld. De JIT-partners hebben besloten om de groepsberichten tot nader order niet te ontsleutelen, omdat deze mogelijke dataset beperkt en zeer incompleet zou zijn en daardoor onvoldoende mogelijkheden zou bieden om onderzoek te verrichten. Met uitzondering van enige testberichten zijn er overeenkomstig het besluit van het JIT tot aan de aanloop van de live fase geen groepsberichten ontsleuteld.

Nederlandse technici hebben binnen het JIT een techniek ontwikkeld om een kopie te maken van het werkgeheugen van één van de SkyECC-servers zonder dat die offline zou gaan. Op 14 mei 2020 en 3 juni 2020 heeft Frankrijk die ontwikkelde techniek ingezet. Deze techniek is op 18 november 2020 aangesloten en geactiveerd, nadat de Franse adviescommissie, die een oordeel moet vellen over apparatuur die inbreuk kan maken op de persoonlijke levenssfeer en het briefgeheim, hier een vergunning voor heeft verleend. In de brief van het Openbaar Ministerie van 2 juni 2022 met als onderwerp ‘Franse vertaalde processtukken gevoegd in Belgische strafzaken’ staat hierover het volgende:

Gedurende dit gezamenlijke onderzoek werd in Nederland een techniek ontwikkeld om een kopie van het werkgeheugen van één van de servers van SkyECC te maken. Het doel hiervan was om versleutelingselementen en/of wachtwoorden te verkrijgen die gebruikt worden om de verbinding tussen toestellen en de SkyECC servers te kunnen ontcijferen en de SkyECC servers later forensisch te kunnen onderzoeken.

In november 2019 zijn Nederlandse en Belgische rechercheurs er in geslaagd een deel van de groepsberichten te ontsleutelen. (…) Binnen het gemeenschappelijke onderzoeksteam zijn Nederlandse rechercheurs en technici er uiteindelijk in november 2020 in geslaagd een techniek te ontwikkelen om met behulp van een zogeheten Man in the Middle (MITM) de versleutelingselementen te verkrijgen die zijn opgeslagen op elke telefoon die de Sky ECC-applicatie gebruikte.

De techniek is gedeeld met de Fransen, zodat zij de techniek konden gebruiken, indien en voor zover de techniek paste binnen de voorwaarden die de Franse wet stelt aan de door hen gekozen vorm van interceptie. (…)

(Citaat uit de brief in het vonnis van Rb. Gelderland, 20 december 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:7425. Zie hierover eerder ook: OM weerspreekt ‘systematisch liegen’ over actieve rol bij hack van Sky ECC tegen, NU.nl).

Onderzoek ’26Argus’

Op 11 december 2020 startte in Nederland het onderzoek ‘26Argus’, dat zich richt op de criminele samenwerkingsverbanden van de NN-gebruikers van SkyECC (een ‘Titel V-onderzoek’). Het onderzoek had onder meer tot doel “het aan de hand van de inhoudelijke data in beeld brengen en analyseren van de criminele samenwerkingsverbanden die gebruikmaken van cryptotelefoons van SkyECC“.

De rechtbank Amsterdam legt nog in ECLI:NL:RBAMS:2022:6816 uit dat 26Argus een onderzoek is waarin onderzoek wordt gedaan naar een crimineel verband en de rol die verschillende personen bij dat verband spelen. Bij enkele in titel V geregelde bevoegdheden, namelijk het opnemen van telecommunicatie en het opnemen van vertrouwelijke communicatie, is de kring van personen beperkt tot personen ten aanzien van wie een redelijk vermoeden bestaat dat zij betrokken zijn bij het in georganiseerd verband beramen of plegen van ernstige misdrijven. Zij behoeven geen verdachte te zijn in de zin van artikel 27 Sv, maar zij dienen wel een meer dan toevallige betrokkenheid te hebben bij het criminele handelen van de groepering, die bijvoorbeeld blijkt uit meer dan incidentele contacten met de criminele organisatie of haar leden.

In het onderzoek 26Argus heeft het Openbaar Ministerie op 14 december 2020 een vordering ingediend bij de rechters-commissarissen om een machtiging te verstrekken voor een bevel op grond van artikelen 126t en 126t, zesde lid Sv. Op 15 december 2020 hebben de rechters-commissarissen deze machtiging verleend. Op 5 en 11 februari 2021 heeft het Openbaar Ministerie een (aanvullende) vordering ingediend bij de rechters-commissarissen op grond van artikel 126uba Sv, welke machtigingen op 7 en 11 februari 2021 zijn verleend.

In een proces-verbaal van bevindingen van de rechters-commissarissen hebben zij inzicht gegeven in de gang van zaken en hun afwegingen en beslissingen. Aangezien de wet geen procedure kent voor dit soort gevallen, hebben de rechters-commissarissen zich allereerst afgevraagd of er wel een machtiging van hen vereist was en waarop hun bevoegdheid in dat geval was gebaseerd. Zij concludeerden dat hoewel op voorhand niet vaststaat dat een beslissing van de Nederlandse rechter-commissaris noodzakelijk is voor de rechtmatigheid van het gebruik van de SkyECC-data, een toetsing van de proportionaliteit door de rechter-commissaris toch aangewezen is, met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen. De rechters-commissarissen hebben afwegingen gemaakt en voorwaarden gesteld, om op die manier de privacy schending zoveel mogelijk in te kaderen en zogenaamde ‘fishing expeditions’ te voorkomen.

De voorwaarden die de rechters-commissarissen aan de uitvoering van de machtiging hebben gesteld luiden als volgt:

  1. De vergaarde en ontsleutelde informatie mag slechts worden onderzocht met toepassing van vooraf aan de rechter-commissaris voorgelegde zoeksleutels, zoals:
    – informatie over SkyECC-gebruikers (en hun tegencontacten en eventueel daar weer de tegencontacten van) uit lopend onderzoek naar criminele samenwerkingsverbanden;
    – zoektermen (steekwoorden) en/of afbeeldingen die naar hun aard wijzen op ernstige criminele activiteiten in georganiseerd verband;
  2. Het onderzoek met de zoeksleutels moet zo worden ingericht dat desgewenst achteraf reproduceerbaar en verifieerbaar is voor de rechtbank en verdediging welke resultaten/dataset de zoekslag heeft opgeleverd, en dus welke gegevens ter beschikking zijn gesteld voor het desbetreffende opsporingsonderzoek;
  3. Er wordt bij het onderzoek recht gedaan aan het verschoningrecht van geheimhouders waaronder advocaten. Voor zoveel mogelijk wordt geheimhouderscommunicatie actief uitgefilterd;
  4. De rechter-commissaris wordt inzage gegeven in de onderliggende Franse rechterlijke beslissingen;
  5. De vergaarde informatie wordt na het onderzoek zoals hiervoor omschreven voorgelegd aan de rechter-commissaris om de inhoud en omvang te controleren, en de relatie tot concrete vermoedelijke strafbare feiten te beoordelen;
  6. De vergaarde informatie zal pas na uitdrukkelijke toestemming van de rechter-commissaris aan het Openbaar Ministerie of de politie ter beschikking worden gesteld ten behoeve van (verder) opsporingsonderzoek. Daarbij moet (gelet op voorwaarde 2) duidelijk zijn op welke gegevens de toestemming ziet, en welke gegevens aan het onderzoeksteam worden verstrekt;
  7. De vergaarde informatie zal slechts ter beschikking worden gesteld voor onderzoeken naar strafbare feiten die naar hun aard, in georganiseerd verband gepleegd of beraamd, een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde, dan wel misdrijven met een terroristisch oogmerk.

(zie Rb. Amsterdam 24 november 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6803 in onderzoek ’26Zenne’)

In de verlenging van de machtiging ex artikel 126t Sv van 11 januari 2021 zijn de voorwaarden waaronder aanvullende toestemming kan worden verkregen voor het gebruik van de data nader uitgewerkt. De aanvragen zijn onderverdeeld in vier categorieën en steeds is bepaald wat de omvang is van de SkyECC-data waarvoor toestemming werd gegeven en van welke kaders de communicatie mocht worden ingezien en gebruikt.

Late informatievoorziening

Bovenstaande feiten staan in overwegingen van uitspraken, omdat advocaten het Openbaar Ministerie verwijten dat zij onvolledig en onjuist zijn geïnformeerd over de wijze waarop SkyECC-data is verkregen. Ook zou Nederland een zeer belangrijke en bepalende rol gehad in de verkrijging van de data, onder andere omdat Nederland de interceptietools heeft ontwikkeld. Het OM zou zich daarom onterecht achter het vertrouwensbeginsel verschuilen. De rechtbank Gelderland stelt bijvoorbeeld in een vonnis (ECLI:NL:RBGEL:2022:7425) dat “De rol van Nederland bij de hack blijkt achteraf bezien veel groter te zijn geweest dan in de brief van 30 april 2021 door het Openbaar Ministerie werd gesteld. Het Openbaar Ministerie heeft in die brief ook ten onrechte gesteld dat sprake zou zijn van een Franse interceptietool. In die zin heeft het Openbaar Ministerie de rechtbank en de verdediging aanvankelijk onjuist geïnformeerd” (…) “In de brief van 2 juni 2022 is vervolgens meer openheid van zaken gegeven en is een uitgebreide uitleg gegeven over de rol van Nederland bij de hack van SkyECC”.

Hierover zijn op 19 december 2022 door de rechtbank Noord-Nederland in het onderzoek ‘Shifter’ prejudiciële zaken gesteld (ECLI:NL:RBNNE:2022:4797) aan de Hoge Raad. Ondertussen gaat de behandeling van zaken waarbij bewijs uit SkyECC wordt gebruikt gewoon door. De rechtbank Amsterdam overweegt bijvoorbeeld in de ‘mega’ Cherokee (ECLI:NL:RBAMS:2022:7693) dat zij geen aanleiding gezien de zaak aan te houden in afwachting van de beantwoording van de Hoge Raad van prejudiciële vragen van de rechtbank Noord-Nederland in het onderzoek Shifter. “Zolang de Hoge Raad nog niet gesproken heeft, plegen de rechtbanken de zaken voort te zetten en zeker niet een inhoudelijke behandeling aan te houden” volgens de rechtbank.

De rechtbank Gelderland maakt in ECLI:NL:RBGEL:2022:7105 van 20 december 2022 nog de kritische opmerking dat de informatievoorziening door het Openbaar Ministerie ‘te weinig transparant en zeer moeizaam is verlopen’. Doordat het Openbaar Ministerie aanvankelijk slechts zeer beperkt informatie verschafte over de Nederlandse inbreng bij de hack van SkyECC, hebben advocaten in meerdere strafzaken door het hele land veel moeite moeten doen om hierover meer duidelijkheid te krijgen. Dit heeft bij de verdediging geleid tot gevoelens van wantrouwen jegens het Openbaar Ministerie.

De rechtbank onderkent uiteraard dat de samenstelling van het procesdossier in beginsel aan het Openbaar Ministerie is en dat de betreffende zaaksofficieren van justitie afhankelijk zijn van diverse andere collega-officieren van justitie om hen van informatie te voorzien.

Dat neemt niet weg dat het wenselijk was geweest dat het Openbaar Ministerie vanaf het begin duidelijkheid had verschaft en inzage had gegeven in de Nederlandse bijdrage bij de hack van SkyECC, zoals uiteindelijk pas bij brief van 2 juni 2022 is gedaan. De rechtbank concludeert dat het Openbaar Ministerie tekort is geschoten in de informatievoorziening door niet direct openheid van zaken te geven, maar niet zodanig dat hierdoor een ernstige inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, met name nu de volledige gang van zaken uiteindelijk in de brief van 2 juni 2022 uiteen is gezet.

De rechtbank Gelderland komt in een andere strafzaak (ECLI:NL:RBGEL:2022:7425) tot dezelfde conclusie en merkt op dat er “geen begin van aannemelijkheid dat sprake is geweest van ‘forum shopping’. De servers van SkyECC bevonden zich in Frankrijk, zodat Nederland niet anders kon dan in contact treden met de Fransen”.

Betrouwbaarheid van de data

De rechtbank Gelderland constateert – met de verdediging en de officier van justitie – in de zaak ECLI:NL:RBGEL:2022:7425 dat de SkyECC-berichten in het dossier niet volledig zijn en dat in sommige gesprekken alle berichten van één van de gesprekspartners ontbreken.

Echter, de berichten die wel in het dossier zijn opgenomen vinden op belangrijke punten bevestiging vindt in de overige bewijsmiddelen in het dossier. Daarnaast is de verdediging in de gelegenheid gesteld de volledige datasets van de relevante accounts in te zien. Dat in de onderschepte data berichten (kunnen) ontbreken, maakt naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat de berichten die wel onderschept zijn daardoor onbetrouwbaar zijn.

Meer duidelijkheid over PGP Safe-operatie

Het Team High Tech Crime van de Landelijke Eenheid en het Landelijk Parket is in mei 2015 een onderzoek gestart naar een bedrijf die cryptotelefoons leverde onder de merknaam ‘PGP Safe’. Het opsporingsonderzoek kreeg de naam ‘26Sassenheim’.

Volgens dit persbericht en dit persbericht viel het doek voor PGP Safe op 9 mei 2017. In Nederland, Costa Rica, Duitsland en Oostenrijk vonden er gelijktijdig doorzoekingen plaats en werd bewijs veiliggesteld, waaronder de sleutels om de PGP-berichten te ontsleutelen. In het persbericht van 2017 is verder te lezen dat gegevens veiliggesteld van de technische infrastructuur die door PGP Safe gebruikt werd om de versleutelde PGP-berichten te versturen. In deze data werden meer dan 700.000 versleutelde berichten gevonden, waarvan er destijds ruim 337.000 ontsleuteld en leesbaar waren gemaakt.

Aanpak van facilitators

In 2017 zei het OM over de zaak:

“De politie en het Openbaar Ministerie treden hard op tegen mensen die criminelen/criminele organisaties (digitaal) ondersteunen of faciliteren. Deze zogenoemde facilitators worden vervolgd en hun criminele vermogen wordt afgepakt.

De PGP BlackBerry’s zoals door de verdachten in onderzoek 26Sassenheim werden verkocht, zijn vooral in gebruik bij criminelen.”

In het persbericht van 7 december 2021 staat dat 5 jaar gevangenisstraf wordt geëist tegen de leveranciers van de PGP Safe-cryptotelefoons.

=== UPDATE ===

 In de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 januari 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:363) is te lezen dat de verdenking aanvankelijk was dat de verdachte zich tezamen met anderen als professionele facilitator van versleutelde communicatie schuldig zou hebben gemaakt aan overtreding van witwassen (art. 420bis Sr) en deelneming aan een criminele organisatie (art. 140 Sr). De verdachte werd verdacht tezamen met anderen een eigen BlackBerry Enterprise Server (BES) in gebruik te hebben waaraan hij te verkopen BlackBerry’s koppelde om zo versleutelde en te wissen communicatie mogelijk te maken. BES is software waarmee een centraal te beheren datacommunicatiearchitectuur opgezet en onderhouden kan worden. Deze BlackBerry’s en de daarbij behorende abonnementen werden – volgens de verdenking – verkocht aan criminelen, die hiermee veilig en buiten het bereik van politie en justitie onderling konden communiceren.

De rechtbank overweegt dat ‘het gronddelict is het in strijd met de Telecommunicatiewet op de markt brengen van gemodificeerde, niet gekeurde PGP-encrypted BB’s. Met dat op de markt brengen werden inkomsten gegenereerd die uit dat misdrijf afkomstig waren.’ Maar de rechtbank ‘ziet niet in dat met deze overtreding crimineel geld kan zijn verdiend zoals in de tenlastelegging onder de feiten 1 en 2 is opgenomen en daarvoor is ook geen enkele aanwijzing te vinden in het dossier. Het causaal verband tussen de ten laste gelegde geldbedragen en dit gronddelict ontbreekt daarom’. De verdachte wordt van deze overtreding vrijgesproken. De rechtbank overweegt ook dat voor het de overtreding van de Telecommunicatiewet voor de hand had gelegen de met bestuursrechtelijke handhaving belaste instanties in te schakelen voor de verdere beoordeling en afdoening hiervan, in plaats van deze strafrechtelijke weg te bewandelen. De rechtbank verklaart de officier van justitie om deze redenen niet-ontvankelijk in de strafvervolging van overtreding van de Telecommunicatiewet en de Wet op de economische delicten.

De rechtbank overweegt ook dat het bedrijf de enige distributeur van de PGP-encrypted BlackBerry’s met de bijbehorende abonnementen. De PGP-software die op deze BlackBerry’s was geïnstalleerd bevatte een applicatie (genaamd Emergency Wipe) om zelf alle op de BB aanwezige gegevens te wissen. Daarnaast verleende de organisatie als aanvullende dienst ook ‘beheer op afstand’. Dit hield onder meer in dat de inhoud van een BB op verzoek van de klant, door tussenkomst van [naam rechtspersoon], op afstand kon worden gewist (een zogenaamd ‘wipe- of kill-verzoek’). Na onderzoek van in beslag genomen PGP-encrypted BlackBerry’s van de medeverdachte en de daarop aangetroffen e-mailcorrespondentie is een groot aantal van deze wipe- of kill-verzoeken aangetroffen. Deze mailwisselingen zijn vergeleken met gegevens in de politiesystemen en ook met de naar aanleiding van een rechtshulpverzoek aan de Costa Ricaanse autoriteiten verkregen en ontsleutelde data van de BlackBerry Enterprise Server (BES) van de Canadese leverancier die zich bevond in Costa Rica.

Daarbij is gebleken dat in de vier in de tenlastelegging vermelde gevallen een wipe- of kill-verzoek was gedaan nadat de gebruiker van de betreffende BlackBerry was aangehouden en de telefoon in beslag was genomen. Deze verzoeken zijn dus gedaan om te voorkomen dat de politie belastende informatie uit de telefoons zou kunnen halen. Deze verzoeken zagen op BlackBerry’s met e-mailadressen die eindigen op een bepaalde domeinnaam. Het betreffen dus BlackBerry’s en/of abonnementen die zijn verkocht door de organisatie. Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat de organisatie zich tezamen en in vereniging met elkaar schuldig hebben gemaakt aan begunstiging, zoals strafbaar gesteld in artikel 189, eerste lid onder 3 Sr. Bewezen is dat zij door te voldoen aan genoemde wipe- of kill-verzoeken opzettelijk voorwerpen (in dit geval: de inhoud van de telefoons) die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen, aan het onderzoek van de ambtenaren van justitie of politie hebben onttrokken, met het oogmerk om de inbeslagneming van die voorwerpen te beletten of te verijdelen. De verdachte heeft, hoewel in hij de positie was om dat te doen, niet verhinderd dat dergelijke verzoeken werden uitgevoerd. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de begunstiging. Niet vereist is dat hij wetenschap heeft gehad van de concrete verzoeken zelf en de uitvoering daarvan.

De verdachte wordt dus veroordeeld voor valsheid in geschrifte en het Nederlandse equivalent van ‘obstruction of justice’ (‘begunstiging’). De rechtbank overweegt nog in de strafbestelling het volgende:

“De handel in de PGP-encrypted telefoons is in beginsel legaal. Dat geldt ook voor de dienst van het op verzoek op afstand wissen van de inhoud van telefoons. Door dit ook te doen in zaken waarin de gebruiker van de telefoon door de politie is aangehouden en waarbij de telefoon in beslag is genomen, heeft de organisatie [naam rechtspersoon] hiermee echter strafbaar gehandeld. Daarmee is in de zaken tegen die betreffende gebruikers mogelijk bewijs vernietigd en het onderzoek door politie en justitie bemoeilijkt. De verdachte heeft hieraan feitelijke leiding gegeven en op die manier eraan bijgedragen dat de opsporing van andere strafbare feiten werd gefrustreerd. Het valt de verdachte te verwijten dat hij met deze handel criminelen heeft willen helpen uit handen van politie en justitie te blijven. In het kader van de vaststelling van de op te leggen straf is evenwel relevant dat niet is vast te stellen in welke omvang dit handelen heeft plaatsgevonden.”

De verdachte krijgt 65 dagen gevangenisstraf en een geldboete van 10.000 euro opgelegd. De gevangenisstraf is gelijk aan de dagen die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ook ontvangt de verdachte een deel van het inbeslaggenomen geld en voorwerpen terug.

=== EINDE UPDATE ==

Andere jurisprudentie

Gezien het aantal berichten die zijn veilig gesteld is het wat vreemd dat de eerste gepubliceerde rechtszaken op rechtspraak.nl zich tot 2021 op zich laten wachten (zie ECLI:NL:RBMNE:2021:1213) en (ECLI:NL:RBROT:2021:9906). In deze uitspraken wordt gerefereerd naar de PGP Safe-operatie en onderzoek ’26Sassenheim’, omdat berichten die daarin zijn veiliggesteld door een officier van justitie op grond van art. 126dd Sv worden gedeeld ten behoeve van andere opsporingsonderzoeken. Door de beschikbare rechtspraak naast elkaar te leggen komen er (na wat puzzelen) de volgende feiten over de operatie naar boven:

Het onderzoek 26Sassenheim richt zich op de faciliterende rol van de aanbieders van PGPSafe. In dat onderzoek is op 24 april 2017 een rechtshulpverzoek gedaan aan Costa Rica om onderzoekshandelingen te verrichten aan de infrastructuur van de leverancier van PGPSafe-diensten en -producten.

Rechtshulpverzoek aan Costa Rica

In de periode van 9 mei 2017 tot en met 11 mei 2017 is dat rechtshulpverzoek door de autoriteiten van Costa Rica uitgevoerd, daarbij geassisteerd door de Nederlandse politie. De uit die zoeking voortvloeiende versleutelde data (onder andere mailserverdata) zijn veiliggesteld, op 12 juni 2017 aan Nederland verstrekt en daar vervolgens ontsleuteld. De Costa Ricaanse autoriteiten hebben, anders dan de Canadese, geen clausulering of restricties verbonden aan het gebruik van die data’. Opvallend is nog wel dat in het geval PGP-safe blijkbaar “slechts een gedeelte” van de server is veiliggesteld, ‘omdat de Costa Ricaanse autoriteiten de doorzoeking beëindigden voordat alles was gekopieerd’.

Onderzoekswensen van de verdediging voor toetsing op rechtmatigheid

In de meest recente zaak van 11 oktober 2021 van de Rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2021:9906) verzoekt de verdediging onder andere om meer informatie het rechtshulpverzoek (JJO: ik begrijp: het verzoek zelf en de onderliggende stukken) aan Costa Rica en het bevel tot binnentreden, de doorzoeking en de beslaglegging van het Gerecht in Strafzaken van het Eerste District San Jose (Costa Rica).

De officier van justitie heeft zich – door de rechtbank samengevat – op het standpunt gesteld dat het onderzoek in Costa Rica rechtmatig is verricht. Bovendien staat het vertrouwensbeginsel in de weg aan een oordeel van de rechtbank over de gang van zaken in Costa Rica. Zelfs wanneer er sprake zou zijn van eventuele onrechtmatigheden in het onderzoek 26Sassenheim, dan zou deze het onderzoek Sartell niet aangaan, omdat het onderzoek 26Sassenheim niet heeft te gelden als voorbereidend onderzoek van het onderzoek Sartell. Met het verstrekken van een ‘binder’ over de PGP Safe-operatie is volgens de officier van justitie voldoende informatie over de zaak verstrekt.

De rechtbank oordeelt dat met het inbrengen van de binder Ennetcom & PGPSafe en het verstrekken van toegang tot de eigen PGPSafedata en specifiek te onderzoeken gesprekken de officier van justitie al grotendeels tegemoet is gekomen aan de onderzoekswensen van de verdediging. De verdediging heeft deze onderzoekswensen met name geformuleerd om de toegepaste methoden van opsporing, de resultaten van het onderzoek van de server(s) in Costa Rica en de selectie van de data ten behoeve van Sartell te kunnen betwisten.

De rechtbank onderschrijft dat de verdediging het recht toekomt om het door de officier van justitie aangedragen bewijs te betwisten. Met het inbrengen van de binder Ennetcom & PGPSafe heeft de officier van justitie echter naar het oordeel van de rechtbank de verdediging voldoende voorzien van de informatie die redelijkerwijs relevant kan worden geacht voor de hiervoor bedoelde betwisting.

Toets op betrouwbaarheid PGPSafe data

In de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 april 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:2674) wordt het volgende gezegd over de authenticiteit van de data en betrouwbaarheid van de data:

De authenticiteit van de data

Het is juist dat in Costa Rica bij het kopiëren van de data de data op de server niet zijn gehasht. Die hashwaarde kan dus niet worden vergeleken met de hashwaarde van de data op de door de Costa Ricaanse autoriteiten aan de Nederlandse politie geleverde harde schijven. Dit valt het OM echter niet te verwijten aangezien dit toen geen Nederlandse aangelegenheid is geweest.

Hieraan behoeft echter evenmin een gevolg voor de betrouwbaarheid van die data verbonden te worden, nu van enige manipulatie van die data voordat deze bij de Nederlandse politie is aanbeland niet is gebleken. De rechtbank neemt daarbij in ogenschouw dat met het verbreken van de verbinding tussen de servers en het internet, het verzegelen van de servers op het moment dat de Costa Ricaanse autoriteiten niet aanwezig waren en het verpakken en verzegelen van het gekopieerde materiaal, dat naar Nederland is gestuurd de kans dat die data toen zouden zijn gemanipuleerd uitermate klein kan worden geacht. Het dossier biedt hiervoor ook overigens geen begin van aannemelijkheid.

Na ontvangst van de harde schijven uit Costa Rica zijn de data volgens de regelen der kunst gekopieerd naar het onderzoeksnetwerk van de Nederlandse politie. Ook hierin ligt geen reden te veronderstellen dat de data niet op forensisch verantwoorde wijze zijn veiliggesteld en ligt hierin geen grond om de data voor het bewijs uit te moeten sluiten.

Tijdstempels

Het feit dat die verschillen zich kunnen voordoen is al in een eerder stadium door de deskundigen in de binder Ennetcom & PGPSafe onderkend. Echter, daaruit volgt nog niet dat de inhoud van het bericht daarmee onjuist is.

De verdediging heeft voorts gesteld dat de onbetrouwbaarheid van de PGPSafeberichten onder meer blijkt uit de verschillen die zich soms voordoen bij de vermelding van de tijdstippen van verzending en ontvangst die aan die berichten zijn gekoppeld in de lijn van de verzender en die van de ontvanger.

Deze verschillen in tijdstempels kunnen zich bij voorbeeld al voordoen wanneer men zich op dat moment in verschillende tijdzones bevindt, verschillende bestuurssystemen worden gehanteerd, waardoor een doorgestuurd bericht anders wordt getypeerd en/of met een ander tijdstempel (gemodificeerd, benaderd, gecreëerd) wordt opgeslagen op de server of het toestel of de tijdsinstellingen van het toestel zelf anders zijn ingesteld. Hoewel dit meebrengt dat het tijdstip van verzenden respectievelijk ontvangen van een bericht altijd een kritische blik vereist, kan hieruit niet zonder meer en niet zonder nadere specifieke toelichting de onbetrouwbaarheid van (de inhoud van) die berichten afgeleid worden.