Cybercrime jurisprudentieoverzicht oktober 2023

Eerste veroordeling naar aanleiding van de Exclu-operatie

Op 9 oktober 2023 heeft de rechtbank Overijssel voor het eerst een uitspraak (ECLI:NL:RBOVE:2023:3929) gedaan naar aanleiding van de operatie naar de cryptotelefoon ‘Exclu’.

De rechtbank vermeld dat op 28 april 2022 onder gezag van het Landelijk Parket op grond van artikel 126o Sv – in samenwerking met Duitsland – een opsporingsonderzoek is gestart onder de naam ‘26Lytham’. In artikel 126o Sv staat de hackbevoegdheid vermeld die de politie onder leiding van het OM mag inzetten in opsporingsonderzoeken naar misdrijven die worden gepleegd of beraamd in georganiseerd verband. Het onderzoek richtte zich op gebruikers van de versleutelde communicatie onder het merk Exclu.

In de uitspraak staat duidelijk de aanleiding van het opsporingsonderzoek. Het onderzoek Lytham26 heeft geleid tot het aantreffen van een ‘hit’ aan de hand van het gebruik van een vastgestelde zoeksleutel, namelijk het woord ‘stemp’ van ‘stempel’. Het was verbalisanten ambtshalve bekend dat blokken cocaïne worden voorzien van een logo die er met een stempel in wordt gedrukt. Binnen de communicatie omtrent blokken cocaïne wordt vaak het logo gebruikt om aan te duiden over welke blokken het gaat. Ook bleek dat een afbeelding gelijkend op een blok cocaïne werd verzonden door de gebruiker van het Exclu-account.

Daarop is een nader onderzoek ingesteld naar (onder meer) deze gebruiker. Tijdens dit onderzoek ontstond het vermoeden dat Exclu-account betrokken was bij de handel in cocaïne, gelet op de gesprekken die werden gevoerd met meerdere tegencontacten. De door dit opsporingsonderzoek verkregen informatie heeft geleid tot de verdenking dat sprake was van een criminele drugsorganisatie waaraan verdachte onder een alias deelnam.

De uitspraak bevat ook interessante overwegingen over de identificatie van de verdachte. De verdachte is vervolgens geïdentificeerd aan de hand van zijn IP-adres. Uit nader onderzoek van de chats die zijn verstuurd door Exclu-ID bleek dat het account veelvuldig gebruikt maakte van een vast IP-adres. Uit de opgevraagde gegevens uit het ‘CIOT-systeem’ was dit IP-adres gekoppeld aan het adres waar de verdachte destijds stond ingeschreven. Over de identificatie van de verdachte overweegt de rechtbank verder dat de verdachte een Exclu-app op zijn telefoon had geïnstalleerd en dat bijvoorbeeld details in foto’s met drugs overeenkwamen met details in de woning van de verdachte (een badkamertegel).

De rechtbank concludeert dat uit de Exclu-chats blijkt dat verdachte met anderen heeft gecommuniceerd over de voorraad cocaïne, de aflevering van cocaïne en de hoeveelheid geld die daarmee werd verdiend. De woning van de verdachte werd gebruikt als een zogeheten ‘stash’-locatie, een soort doorsluispand waar verdovende middelen en geld worden gebracht, bewaard en weggebracht. Ook was hij zelf betrokken bij het afleveren van drugs en beheerde hij het geld.

De rechtbank veroordeelt de 38-jarige verdachte tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor het medeplegen van het opzettelijk handelen in harddrugs.

7 jaar cel voor illegale handel met cryptovaluta en drugsdelicten

De rechtbank Oost-Brabant heeft op 15 september 2023 een 42-jarige man veroordeeld (ECLI:NL:RBOBR:2023:4543) voor witwassen door middel van handel in cryptocurrency, valsheid in geschrifte en enkele drugsdelicten. Hij verhandelde illegaal in cryptovaluta van in totaal ruim 11 miljoen dollar (!) en regelde onder andere drugstransporten met XTC.

De verdachte werd in maart 2020 aangehouden in het kader van een ander drugs- en witwasonderzoek. Bij het doorzoeken van zijn woning trof de politie in het plafond van de badkamer verschillende notitieboekjes aan. Daar trof de politie ‘mnenomic phrases’ aan. Een mnenomic phrase is een herstelzin of woordenreeks, bestaande uit 12 tot 24 woorden, voor het openen of herstellen van een cryptovaluta wallet. Deze woordenreeks is vergelijkbaar met de pincode van een bankrekening en betreft een zeer persoonlijke code. Alleen deze code verschaft toegang tot een desbetreffende cryptovaluta wallet. Een van de bij verdachte aangetroffen mnenomic phrases (hierna ook wel private key) verschaft toegang tot een wallet met cryptovaluta ter waarde van ruim $3,5 miljoen. Hieruit kwam vast te staan dat hij tussen januari 2017 en maart 2022 als tussenpersoon cryptovaluta over de hele wereld verhandelde.

In totaal vonden in een periode van vijf jaar, 780 transacties plaats op de tenlastegelegde cryptovaluta wallets van diverse cryptovaluta met een totale inkomende waarde van ruim $11 miljoen. Per transactie ontving de verdachte een zeer hoge commissie, namelijk 4 tot 6 procent van het verhandelde bedrag. Een gebruikelijke werkwijze was dat grote sommen contact geld aan de verdachte werden overhandigd, en hij dit cash geld vervolgens omzette in cryptovaluta. Daarnaast had verdachte geen wetenschap van de identiteit van de personen met wie hij handelde. In de chatgesprekken wordt gebruik gemaakt van ‘codenamen’, ook door verdachte, en voor de overdacht van gelden, wordt gebruik gemaakt van een nummer/token waardoor de identiteit van de betrokken personen niet bekend wordt. De verdachte heeft geen administratie van zijn transacties bijgehouden, ondanks dat dit vaak over zeer grote bedragen per transactie gaat.

Daar komt bij dat er één van de cryptowallets transacties hebben plaatsgevonden waarvan bijna de helft van de transacties afkomstig is van een ‘darknet’ respectievelijk van ‘mixing’, aldus de rechtbank. Dit wordt volgens de rechtbank als middel gebruikt om potentieel identificeerbare of ‘besmette’ cryptovaluta met andere te mengen om de oorspronkelijke bron te verhullen. De verdachte had zelf in die periode nauwelijks legale inkomsten of vermogen. Vanaf 2018 ontving hij geen salaris meer en zijn bankrekening werd grotendeels gevoed door onverklaarbare contante stortingen. Daarnaast past zijn uitgavepatroon niet bij de legale inkomsten van de verdachte. Zo trof de politie een behoorlijke hoeveelheid luxegoederen aan in zijn woning, maakte hij regelmatig vliegreizen en kocht hij onroerend goed in Spanje met contant geld. Hij kon voor dit alles geen plausibele verklaring geven. Dit alles tezamen betekent dat de verdachte zich jarenlang schuldig maakte aan gewoontewitwassen.

Veroordeling voor online handelsfraude

De rechtbank Rotterdam veroordeelde (ECLI:NL:RBROT:2023:6492) op 13 juli 2023 een verdachte voor grootschalige en langdurige online handelsfraude door middel van verschillende webshops en het witwassen van geldbedragen (mede) afkomstig uit die online handelsfraude. Aan de verdachte is online handelsfraude als bedoeld in artikel 326e Sr ten laste gelegd. Hier is nog weinig jurisprudentie over en daarom het signaleren waard.

Van online handelsfraude is kort gezegd sprake als de verdachte een beroep of gewoonte maakt van het via het internet verkopen van goederen of diensten tegen betaling met het oogmerk om zonder volledige levering van die goederen de betaling te ontvangen.

De rechtbank overweegt dat de verdachte met behulp van de in de tenlastelegging genoemde websites, luxe kleding, schoenen en accessoires heeft aangeboden met het oogmerk om geld te ontvangen, terwijl hij wist dat hij niet kon leveren. Uitzendingen van Opgelicht?! hebben er mede toe geleid dat de politie onderzoek is gaan doen. Op de zitting is veel te doen geweest over de hoeveelheid klanten die aangiften hebben gedaan. De raadsman heeft terecht opgemerkt dat het dossier soms slordig is en dat hij niet kan controleren of de lijsten en tabellen in het dossier kloppen. Maar de rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de overzichten van de aangiften en de klachten die zijn gemaakt door de politie, waaruit blijkt dat tussen 13 juni 2019 en 15 juni 2020 in totaal ongeveer 115 keer aangifte is gedaan tegen de verdachte terwijl daarnaast 56 en 27 personen tegenover de politie hebben verklaard niets of verkeerde goederen te hebben ontvangen na een bestelling bij een van de websites op de tenlastelegging. Met de raadsman heeft de rechtbank vastgesteld dat in de gehele ten laste gelegde periode de verdachte waarschijnlijk ruim 850 verkopen heeft gedaan.

Verder gaan de door de verdachte overgelegde screenshots en ‘track and trace’-codes over bestellingen van kleding en schoenen en over leveringen. Dit wekt op zijn minst de indruk van handelsactiviteiten. Ten slotte zijn er acht ‘moneytransfers’ verricht. Anders dan de officier van justitie heeft gesteld, maakt dit aannemelijk dat de verdachte dan misschien niet de beste internetondernemer is geweest, maar wel dat er gedurende een zekere periode daadwerkelijk sprake is geweest van reguliere online handel.

Om het feit van artikel 326e Sr te begaan is het geen noodzakelijke voorwaarde dat de koper heeft betaald. Het gaat erom dat de verdachte goederen aanbiedt met het oogmerk om de betaling te ontvangen terwijl hij weet, in de zin van onvoorwaardelijk opzet, dat hij niet kan leveren. Dat moment doet zich naar het oordeel van de rechtbank in elk geval voor telkens als de verdachte na 17 september 2019 goederen aanbiedt en een koper vervolgens een bestelling plaatst op een van de websites van de verdachte.

De rechtbank overweegt nog dat media-aandacht, door onder andere het programma Oplichting?!, een negatieve impact op de verdachte en zijn privéleven heeft gehad, maar niet in die mate dat dit tot strafvermindering zou moeten leiden. Terecht heeft de raadsman bezwaar gemaakt tegen het vastleggen van de aanhouding van een verdachte op (bewegend) beeld. Immers, niet onmiddellijk duidelijk is welk (publiek) belang daarmee wordt gediend. Bij het faciliteren van het filmen en vervolgens uitzenden van dergelijke politieacties is dan ook voorzichtigheid en terughoudendheid geboden.

Naar het oordeel van de rechtbank is door de verdediging echter onvoldoende geconcretiseerd dat en hoe door het filmen en vervolgens uitzenden van de aanhouding van de verdachte en de verdere media-aandacht voor de zaak het recht op een eerlijk proces in het gedrang zou zijn gekomen. Niet gebleken is dat het recht op een eerlijk proces van de verdachte bij deze rechtbank en meer in het bijzonder de onschuldpresumptie daadwerkelijk is aangetast. De rechtbank legt de verdachte twee jaar gevangenisstraf op.