Makers Coinvault veroordeeld – annotatie

Posted on 21/10/2018 op Oerlemansblog

De ‘Coinvault-zaak’ (Rb. Rotterdam 26 juli 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:6153) verdient nadere aandacht. Het betreft namelijk de eerste veroordeling voor ransomware in Nederland. Dat is de hoogste tijd, omdat ransomware al jaren één van de meest prevalente vormen is van cybercrime in enge zin. In deze blog ga ik eerst kort in op de feiten van de zaak. Daarna bespreek ik uitgebreider de ten laste gelegde feiten en welke andere delicten van toepassing kunnen zijn. Tot slot werp ik een korte toekomstblik op ransomware.

Veroordeling

De Rechtbank Rotterdam heeft op 26 juli 2018 twee jongemannen veroordeeld tot 240 uur taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar voor het besmetten van een groot aantal computers met zelfgemaakte ransomware. Het is een relatief lage gevangenisstraf in verhouding tot de ernst van de delicten. De verdachten hebben van november 2014 tot en met september 2015 computers besmet met zelfgemaakte ransomware van de variant ‘Coinvault’ en ‘Bitcryptor’. Deze ransomware is meer specifiek te kwalificeren als ‘cryptoware’, waarbij gegevens worden versleuteld. Zonder betaling in virtueel geld (in dit geval Bitcoin) en de ontvangst van de sleutel om gegevens weer toegankelijk te maken, is het zonder back-up in de meeste gevallen onmogelijk de gegevens terug te krijgen.

De feiten

In de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam staat weinig informatie over het opsporingsproces, maar uit de mediaberichten over de zaak blijkt dat de verdachten de malware als ‘trojan’ hebben verspreid (zie bijvoorbeeld dit bericht in de Volkskrant en deze blog van McAfee). In dit geval was de kwaadaardige software vermomd als commerciële software en ‘sleutel-generatoren’ die in nieuwsgroepen gratis konden worden download. Nadat duizenden computers waren besmet activeerden de verdachten de cryptoware en eisten ze 250 euro in Bitcoin van hun slachtoffers. De computers stonden als zombiecomputers onder controle van hun command-and-control server. Bij het verbinding maken met de server maakten de verdachten echter geen gebruik van anonimiseringstechnieken (zoals Tor), waardoor het IP-adres terugverwees naar het adres van de abonneehouder (het ouderlijk huis van de verdachten). Dat leidde tot de arrestatie van de verdachten in een klein dorp nabij Amersfoort.

De tenlastelegging

De officier van justitie heeft artikel 138ab Sr, 350a Sr en 317 Sr (afpersing) ten laste gelegd. Het ligt het meest voor de hand het delict gegevensaantasting (art. 350a Sr) ten laste te leggen. Het artikel is ervoor gegoten, omdat het (onder andere) strafbaar stelt ‘het opzettelijk en wederrechtelijk veranderen, onbruikbaar maken of ontoegankelijk maken van gegevens’ met een maximale gevangenisstraf van twee jaren of een geldboete van de vierde categorie. De verdachten hebben gebruik gemaakt van een botnet, waardoor ook sprake is van een gekwalificeerde vorm van computervredebreuk in artikel 138ab lid 3 Sr (zie ook het Toxbot-arrest (ECLI:NL:HR:2011:BN9287)). Sinds mei 2015 is overigens ook artikel 138b Sr gewijzigd, waardoor een strafverzwaring naar een maximale gevangenisstraf van vijf jaar of een geldboete van de vierde categorie van toepassing indien met het plegen van het feit als omschreven in art. 350a Sr ‘ernstige schade’ wordt veroorzaakt. De memorie van toelichting definieert niet helder wat ‘ernstige schade’ behelst, maar ik neem aan dat hier ook de besmetting van duizenden computers met ransomware onder valt, zoals in casu het geval was.

Bijzondere aandacht verdient ook de tenlastelegging van afpersing (art. 317 Sr) in deze zaak. Het gaat hier om de uitoefening van dwang, om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen met geweld of de bedreiging met geweld, door ‘de bedreiging dat gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk zijn opgeslagen, onbruikbaar of ontoegankelijk zullen worden gemaakt of zullen worden gewist’ (zoals staat omschreven in art. 317 lid 2 Sr). Daarvan is in deze zaak sprake, omdat de cryptoware de gegevens ontoegankelijk maakt, tenzij het losgeld wordt betaald in de vorm van Bitcoin (of het systeem op een andere manier met een sleutel kan worden ontsleuteld). De Rechtbank Rotterdam volstaat in haar (helaas zeer korte) bespreking van het artikel met: “de rechtbank is daarbij van oordeel dat het op deze wijze ontoegankelijk maken van bestanden gelijk is te stellen aan het begrip geweld als bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht”.

Richtlijn Cybercrime strafvordering kan beter

De richtlijn Cybercrime strafvordering noemt de toepasbaarheid van het delict afpersing merkwaardig genoeg in zijn geheel niet. In plaats daarvan worden de artikelen 139d Sr (de plaatsing van malware), art. 326 Sr (oplichting) en art. 284 Sr (dwang) genoemd. De officier van justitie had inderdaad art. 139d lid 2 sub a Sr met verwijzing naar art. 138ab lid 3 Sr ten laste kunnen leggen. Dat zou beter tot uitdrukking doen komen dat de verdachten ook de vervaardiging van de Coinvault-malware wordt verweten. Op het eerste gezicht lijkt bij ransomware de ten laste legging van het delict ‘oplichting’ (art. 326 Sr) minder voor de hand te liggen. Voor oplichting is immers (onder andere) vereist dat iemand bijvoorbeeld na een ‘listige kunstgreep’ geld overmaakt. Met andere woorden wordt de betrokkene ‘er in geluisd’. Bij ransomware wordt simpelweg de computer van het slachtoffer gegijzeld en losgeld door een anonieme dader wordt geëist; daarbij lijkt van een ‘listige kunstgreep’ geen sprake. Voor de besmetting van de computer wordt soms wel een ‘listige kunstgreep’ gebruikt. In deze zaak hebben de verdachten bijvoorbeeld de computers besmet via onschuldig lijkende programma’s die via internet ter beschikking zijn gesteld, waarna de slachtoffers na besmetting van cryptoware bewogen worden geld over te maken. Eerder is oplichting wel ten laste gelegd en bewezen verklaard in het geval van ‘banking malware’. Ten slotte kan in de context van ransomware ook nog sprake zijn van het delict dwang (art. 284 Sr), omdat een persoon ‘door enige feitelijkheid’ (het versleutelen van een computer) een ander wederrechtelijk dwingt iets te doen (losgeld betalen) of te dulden (het versleuteld laten van de computer). Het voordeel van de hoge maximale gevangenisstraf bij art. 317 Sr is dat slachtoffers spreekrecht hebben en ook zware bijzondere opsporingsbevoegdheden mogen worden toegepast, zoals direct afluisteren (art. 126l Sv) en alle vormen van de hackbevoegdheid (art. 126nba Sv).

‘Geweld’ bij ransomware?

Met de opkomst van het Internet of Things raken steeds meer apparaten die autonome beslissingen kunnen nemen met het internet verbonden. Dat brengt bijvoorbeeld met zich mee dat mensen opgesloten kunnen raken in hun hotelkamer, omdat de kamerdeur met het elektronische slot niet meer functioneert na een ransomwarebesmetting. Het ontoegankelijk maken van een slimme auto met ransomware tegen losgeld voor een flink bedrag lijkt mij ook goed denkbaar. In deze gevallen ziet het vereiste ‘geweld’ bij afpersing mogelijk meer op het goed zelf in plaats van de opgeslagen gegevens op de computer. Toch lijkt het dat het geweld of de bedreiging van geweld zich daarbij meer richt op het gebruik van het goed, dan op het goed zelf; het omhulsul van het goed blijft ten slotte intact. Het is overigens ook denkbaar dat met ransomware het geweld of de bedreiging van geweld zich richt tegen een persoon. Als medische apparaten aan het lichaam (zoals een insulinepomp) of in het lichaam (zoals een pacemaker) verbonden zijn met een netwerk en op afstand ontoegankelijk wordt gemaakt, kan namelijk sprake van (de dreiging van) geweld jegens een persoon bij het gebruik van ransomware.

Strafrechtpraktijk nog onvoldoende voorbereid op ransomware

Los van deze theoretische bespiegeling over de strafbaarstelling van ransomware is van belang te realiseren dat de besmetting van ransomware op IoT-apparaten geen science fiction is. Ransomware is een groeiend probleem. De WannyCry-aanval heeft in mei 2017 ziekenhuizen in het Verenigd Koninkrijk, het spoorwegsysteem tussen Duitsland en de Russische Federatie, telecommunicatiebedrijven in Spanje en Portugal en Petrochemische bedrijven in China en Brazilië en autofabrikanten in Japan platgelegd. De Nederlandse samenleving zal zich moeten voorbereiden op deze vormen van cybercrime en maatregelen moeten treffen (niet alleen op het gebied van strafrecht). Daarnaast is nu al een tendens zichtbaar dat cybercriminelen de aanvallen gerichter worden uitgevoerd, zoals het besmetten van medische apparaten in ziekenhuizen, waarbij een veel groter bedrag wordt geëist: in de tienduizenden euro’s in plaats van die doorgaans 500 euro voor besmette PC’s. De strafrechtpraktijk lijkt hier nog onvoldoende op voorbereid.

Mijn noot met bijna gelijke tekst is verschenen in: Rb. Rotterdam 26 juli 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:6153, Computerrecht 2018/210, p. 281-291, m.nt. J.J. Oerlemans.

Europol internet organised threat assessment 2018 (IOCTA)

Posted on op Oerlemansblog

Op 18 september 2018 heeft Europol een rapport (.pdf) over cybercrime uitgebracht. Het rapport biedt een mooi overzicht met gedetailleerde inzichten over de ontwikkeling van cybercrime. Het rapport is gebaseerd op rapporten van IT-beveiligingsbedrijven en zelfrapportage door opsporingsinstanties. In deze blog post zet ik de belangrijkste resultaten uit de ‘Internet Organised Crime Threat Assessment 2018’ op een rijtje.

1.         Ransomware is de no. 1 cybercrime-bedreiging

Ransomware is volgens Europol de nummer 1 dreiging op het gebied van cybercrime (in enge zin). Het heeft bovendien als dreiging van banking malware (waarmee frauduleuze betalingstransacties worden uitgevoerd) op het gebied van malware overgenomen. De meest voorkomende ransomware is Cerber, Cryptolocker, Crysis, Curve-Tor-Bitcoin Locker (CTBLocker), Dharme en Locky. Naar verluid verdienen de makers van Cerber-malware naar verwachting 200.000 euro per maand, door hun kwaadaardige software te licenseren aan anderen. Ransomware richt zich echter steeds vaker op specifieke organisaties.

Europol stelt vast dat na de NotPetya en Wannacry-aanval, initieel veel onzekerheid bestond over de motieven van de daders en typen daders. Omdat zowel cybercriminelen als ‘nation state actors’ gebruik maken van dezelfde technieken en tools is het lastiger de twee actoren te onderscheiden. Samenwerking tussen opsporingsinstanties, ‘Computer Incident Response Team’-teams en inlichtingendiensten is daarom volgens Europol noodzakelijk.

2.         Cryptomining malware en cryptojacking groeit

Opsporingsinstanties komen Bitcoin nog steeds het vaakst tegen in opsporingsonderzoeken naar cybercrime, hoewel meer anonieme cryptocurrencies, zoals Monero en ZCash, steeds populairder worden. Cryptocurrency uitwisselingskantoren (exchanges), mixing diensten en diensten die online portemonnees voor cryptocurrencies aanbieden worden ook steeds vaker het doelwit van afpersing en hacken. Witwassers maken ook vaker gebruik van gedecentraliseerde uitwisselingsdiensten die geen Know Your Customer beleid voeren, waarbij mensen bij elkaar komen om echt geld voor virtueel geld te wisselen. Cryptocurrencies die anonimiteit al ‘ingebakken hebben’, zullen volgens Europol mixing diensten overbodig maken. Europol merkt terecht op dat een kernvaardigheid zijn voor cybercrime-onderzoekers is om onderzoek te doen naar het misbruik van cryptocurrencies.

‘Cryptojacking’ wordt als nieuwe vorm van cybercrime gezien. Bij cryptojacking worden cryptocurrencies gedolven door gebruik te maken van de verwerkingcapaciteit van computers die aan het werk worden gezet door een javascript op websites. Daarbij wordt vooral het ‘CoinHive JavaScript miner’ gebruikt, waarmee Monero wordt gedolven. Cryptojacking is volgens Europol niet altijd strafbaar (ik kan zelf ook geen artikel uit het Wetboek van Strafrecht bedenken dat van toepassing is).

Europol wijst er op dat cryptojacking (virtueel) geld creëert en daarmee een motivatie vormt voor hackers om legitieme websites als doelwit aan te merken om van daar uit cryptojacking toe passen. Het hacken van website is uiteraard wel strafbaar (art. 138ab (lid 3 sub a?) Sr). Het gebruikt van mining malware is natuurlijk wel strafbaar (o.a. op grond van art. 138ab lid 3 sub a Sr en art. 350a lid 1 Sr) en kan het computersysteem van een slachtoffer plat leggen.

3.         Turbulentie en verplaatsing bij darknet markets

In 2017 zijn de populaire darknet markets ‘AlphaBay’, ‘Hansa’ en ‘RAMP’ offline gehaald. Ook zijn veel marktplaatsen uit zichzelf over de kop gegaan, bijvoorbeeld vanwege hacks en ‘exit scams’ van de eigenaren.

De ‘take downs’ door de politie hebben volgens Europol geleid tot de migratie van gebruikers naar bestaande of nieuwe markten, naar andere platformen (zoals I2P en Freenet) en gezamenlijke groepen of kanalen in versleutelde communicatie-apps.

4.        Groei van online misbruik via ‘live streaming’ diensten en sextortion

Materiaal met seksueel geweld tegen kinderen (o.a. kinderporno) wordt steeds minder vaak verspreid via peer-to-peerprogramma’s, zoals Gigatribe, BitTorrent en eDonkey en steeds meer via het darknet. In dat opzicht is het opvallend dat ik in (Nederlandse gepubliceerde) uitspraken over kinderporno wel lees over veroordelingen voor de verspreiding van kinderporno via Gigatribe, maar niet over de verspreiding via darknet forums.

Europol wijst daarbij ook op misbruik door gebruik ‘live streaming’-diensten via apps en chatkanalen, waarvoor soms ook wordt betaald via betalingsapps op de mobiele telefoon. Opgenomen materiaal wordt ook vaak gebruikt voor het afpersen van minderjarigen voor meer materiaal. Omdat kinderen vaak op jongere leeftijd op internet actief worden, kunnen ze ook op jongere leeftijd in contact komen met online zedendelinquenten en slachtoffer worden. Zowel internet service providers als betalingsdienstverleners moeten ook inspanningen verlenen om kindermisbruik tegen te gaan. Daarnaast doet Europol de nadrukkelijke (nieuwe) aanbeveling om hulpprogramma’s in te zetten voor daders, zodat deze hun driften beter leren beheersen.

5.         Ontwikkelingen in online fraude

West-Afrikaanse en andere fraudeurs passen meer geavanceerde aanvallen toe, waarbij ook zakelijke e-mail wordt compromitteert. Daarbij vinden meer gerichte aanvallen plaats, waarbij gedacht kan worden aan ‘CEO’-fraude (mails sturen uit naam van de CEO aan iemand in het bedrijf die betalingen uitvoert). Daarnaast maken ‘helpdeskfraude’, ‘advanced fee fraud’ en ‘romance scams’ nog steeds veel slachtoffers.

6.         Opsporing wordt lastiger door technische en juridische ontwikkelingen

Opvallend is ten slotte de waarschuwing van Europol dat juridische ontwikkelingen (in het bijzonder de AVG, waardoor de publieke toegang tot de WHOIS-database is afgesloten) en technische ontwikkelingen (zoals 5G zie dit ENISA rapport over 5G (.pdf)), het significant lastiger maken voor zowel publieke als private speurders om verdachten te attribueren en hun locatie te bepalen.

Europol is in het rapport stellig dat het vorderen van gegevens of het invullen van een ‘request form’ bij de registrars ondoenlijk werk oplevert voor opsporingsinstanties. 5G heeft als voordeel veel hogere snelheden en beveiliging dan 4G, maar als nadeel dat het lastiger is voor opsporingsinstanties om hier interceptie op uit te voeren en naar verluidt lastiger maakt om gebruikers van telecomdiensten te identificeren.

Richtlijn voor strafvordering cybercrime

Op 1 februari 2018 is de ‘Richtlijn voor strafvordering cybercrime’ gepubliceerd (Stcrt. 2018, 3271). Deze richtlijn cybercrime biedt handvaten voor de op zitting te eisen straffen.

De richtlijn ziet op de verschillende verschijningsvormen van cybercrime (o.a. computervredebreuk (artikel 138ab Sr), de DDoS aanval (artikel 138b Sr), ransomware (artikel 139d Sr), malware (artikel 350a Sr) en defacing (artikel 138ab Sr) en bevat criteria aan de hand waarvan in individuele zaken een strafeis geformuleerd kan worden.

De richtlijn onderscheidt daarnaast de volgende categorieën:

  • Cybercrime in de relatiesfeer (ex-partners, ex-werknemers, etc.)
  • Cybercrime met als oogmerk diefstal van vermogen (diefstal internetbankieren, art. 139d Sr, crypto/ransomware)
  • Cybercrime met als oogmerk het overnemen van gegevens ((bedrijfs)spionage, tentamenfraude, etc)
  • Cybercrime met een ideologisch (niet zijnde terroristisch) oogmerk (DDos, art. 350a Sr, defacing)

In de richtlijn worden hoofdzakelijk taakstraffen met een voorwaardelijke gevangenisstraf voorgeschreven. Er is een tabel voor cybercrime eenmaal gepleegd en een tabel voor meermalen gepleegd. Het is overigens opvallend dat geen richting wordt gegeven met betrekking tot de toepassing van bijzondere opsporingsbevoegdheid op internet, waar in de praktijk veel onduidelijkheid over staat.

De richtlijn lijkt hard nodig te zijn nu tijdens de behandeling van de begroting van het ministerie van Justitie en Veiligheid naar voren kwam dat het oplossingspercentage 6% en het ophelderingspercentage slechts 8% bedraagt (peilmaand oktober 2017. Het oplossingspercentage wil zeggen het aantal verdachten dat wordt doorgeleid naar het Openbaar Ministerie, afgezet tegen de geregistreerde criminaliteit. Het ophelderingspercentage wil zeggen het aantal misdrijven waarbij de politie een verdachte aan een zaak heeft gerelateerd, afgezet tegen het aantal geregistreerde misdrijven.

Publicatie ENISA rapport over cybercrime

Op 15 januari 2018 heeft het Europese cybersecurityagentschap ENISA een interessant rapport  gepubliceerd over cybersecuritydreigingen. In het rapport worden de bevindingen van een grote hoeveelheid andere rapporten van cybersecuritybedrijven geanalyseerd en de resultaten daarvan gepresenteerd. Het rapport biedt ook enige technische diepgang.

In het rapport wordt er op gewezen dat in 2017 cybercriminelen de grootste bedreiging op het gebied van cybersecurity vormen. Twee derde van de aanvallen zijn van deze actor afkomstig. Hierbij wordt opgemerkt dat in plaats dat zij zeer massale meer ongerichte malware-aanvallen uitvoeren, cybercriminelen nu vaker op zoek gaan naar (financieel) aantrekkelijke doelwitten en daar gerichte aanvallen op uitvoeren. Cybercriminelen verdienen daarnaast volgens ENISA veel geld met advertentiefraude (clicks genereren en daarmee geld verdienen) en het leveren van diensten voor andere cybercriminelen (cybercrime-as-a-service). Volgens ENISA is er een toenemende interactie tussen cybercriminelen en statelijke actoren bij het uitvoeren van aanvallen. De ‘insider-dreiging’ (medewerkers van bedrijven of instellingen) worden als tweede grootste bedreiging geïdentificeerd. ENISA zegt dat het motief bij deze interne actoren in de regel financieel van aard is.

Statelijke actoren worden als derde grootste bedreiging gesignaleerd. Staten maken van computers en internet gebruik voor bijvoorbeeld economische spionage en om aan (politieke) beïnvloeding te doen. ENISA wijst er op dat steeds meer staten investeren in de “cybercapaciteiten” van overheidsinstanties en dit leidt tot een grotere cybersecuritybedreiging leidt. Ook wordt ondersteuning gevonden voor de claim dat deze statelijke actoren vaker dan andere actoren gebruik maken van zero day-kwetsbaarheden bij hun aanvallen. Het lekken van deze zero days kan op zijn beurt grote gevolgen hebben, zoals de WannaCry-aanval laat zien.

De meest in het oog springende resultaten met betrekking tot cybercrime zou ik als volgt samenvatten:

  1. Toename in ernst en complexiteit van aanvallen

In het algemeen wordt er op gewezen dat cybercrime in enge zin – kort gezegd (1) computervredebreuk (hacken), (2) de verspreiding van malware en (3) ddos-aanvallen – in ernst en complexiteit stijgt. Interessant is bijvoorbeeld de stijging in ‘clickless’ malware, waarbij geen interactie (zoals een klik op een knop of bestand) is vereist ten behoeve van de installatie van malware en de verdere verspreiding ervan. In het rapport wordt ook gewezen op het gebruik van kwetsbaarheden in webbrowsers (incl. plugins) en kwaadaardige linkjes via phishingmails als populaire infectiemethode.

In het rapport uiteraard ook gewezen op de stevige stijging van malware-incidenten en zeer zware ddos-aanvallen die zijn uitgevoerd met behulp van het Mirai-botnet (dat misbruik maakt van kwetsbare IoT-apparaten). De dos-aanval op DNS-provider Dyn leidde tot grote en merkbare schade door het tijdelijk uitvallen van populaire diensten zoals Netflix.

ENISA komt tot de zorglijke conclusie het opsporen van de daders achter aanvallen (zoals criminelen en statelijke actoren) “welhaast onmogelijk” is en de acties en motieven van de aanvallen achteraf vaak onduidelijk blijven. Dat maakt het op zijn beurt volgens het agentschap bijzonder moeilijk de actoren achter cyberaanvallen en werkwijze te profileren.

De Nederlandse politie krijgt nog een “eervolle vermelding”  (afhankelijk hoe je het bekijkt) van een ‘sophisticated, yet risky way to prosecute cyber-criminal offences’ in het kader van het overnemen van de Hansa-marktplaats op het darkweb.

  1. Ransomware

Ransomware wordt een ‘prominent threat’ genoemd. In het rapport wordt mooi weergegeven wat de tijdlijn is geweest met betrekking tot de WannaCry-aanval die in Nederland tot uitval van (onder andere) de Tweede Maasvlakte heeft geleid.

Ten slotte werd een interessant nieuwe trend genoemd waarbij gespecialiseerde ransomware zich richt op medische apparaten. Als deze onbruikbaar worden kan dit natuurlijk ook (meestal indirect) de gezondheid van mensen in gevaar brengen. Dit past in de genoemde trend in het rapport waarbij meer gerichte ransomware aanvallen plaatsvinden om geld af te persen van bedrijven of overheidsinstellingen.

Internet organised threat assessment 2017

Op 28 september 2017 heeft Europol zijn ‘Internet Organised Crime Threat Assessment 2017’ rapport uitgebracht. Het rapport geeft ieder jaar een bijzondere inkijk in de laatste ontwikkelingen op het gebied van ‘internet organised crime’. De belangrijkste conclusies uit het rapport worden hieronder kort besproken.

Ransomware

Ransomware vormt volgens Europol de belangrijkste malware dreiging, gelet op de slachtoffers en de schade die het met zich meebrengt. Met ransomware wordt relatief eenvoudig geld verdiend. Door het gebruik van cryptocurrencies, zoals Bitcoin, zijn de verdiensten bovendien relatief eenvoudig wit te wassen. Naast Bitcoin worden ook Monero, Etherium en ZCash in toenemende mate door cybercriminelen gebruikt. ‘Kirk’ is de eerste ransomware waarbij Monero werd gebruikt voor het losgeld (in plaats van Bitcoin).

Niet alleen individuen worden door cybercriminelen met ransomware aangevallen, maar ook ziekenhuizen, de politie en overheidsinstellingen. MKB-bedrijven worden steeds vaker aangevallen, mede vanwege hun beperkte budget om voldoende beveiligingsmaatregelen te nemen. Europol spreekt van een ‘explosie’ van ransomware dat op de markt komt, waarbij sommige rapporten spreken van een toename van 750% in 2016 ten opzichte van 2015.

Information stealers’ vormen de op een na grootste bedreiging met betrekking tot malware. Het kost cybercriminelen aanzienlijk meer moeite de benodigde informatie (zoals financiële gegevens) te stelen en het is voor criminelen lastiger met deze malware geld te verdienen vergeleken met ransomware. In het rapport wordt terecht opgemerkt dat Europol een vertekend beeld krijgt van de malwaredreiging, omdat mensen vaak de gevolgen van het gebruik van malware rapporteren. De IT beveiligingsindustrie geeft daarom noodzakelijke input voor het rapport. Binnen deze industrie bestaat een meer volledig beeld van de dreiging.

Internet of things

Europol signaleert ook de dat zwakke beveiliging van ‘Internet of Things’-apparaten cyberaanvallen in de hand werkt. Het Mirai-botnet, dat werd gevormd door lekke en misbruikte IoT-apparaten, heeft in 2016 met een zeer sterke (d)DoS-aanval de Amerikaanse DNS-provider Dyn platgelegd, waardoor populaire diensten als Twitter, SoundCloud, Spotify, Netflix, Reddit en PayPal ongeveer 2 uur onbereikbaar waren. Denial-of-service aanvallen zijn eenvoudig uit te voeren. Een botnet die in staat is een denial-of-service aanval van 5 minuten op een webshop uit te voeren, kan slechts voor 5 dollar op websites worden gehuurd.

Kinderporno

Kinderporno op internet blijft een groot probleem. Het aanbod, de verspreiding en vervaardiging van het materiaal lijkt niet af te nemen. Daarnaast worden enorme hoeveelheden kinderporno in beslag genomen. Volgens Europol zijn hoeveelheden 1-3 Terabyte niet ongebruikelijk met 1 tot 10 miljoen afbeeldingen met kinderpornografie. Peer-to-peer programma’s, zoals GigaTribe, worden nog steeds door kinderpornogebruikers misbruikt voor de verspreiding en het binnenhalen van kinderporno. Europol signaleert dat ook populaire apps en sociale mediadiensten in toenemende mate worden misbruikt voor de distributie van kinderporno. Het is ook helder dat websites op het darkweb worden gebruikt voor toegang en verspreiding van kinderpornografie. Het rapport haalt aan hoe de hack op het hosting bedrijf ‘Freedom Hosting II’ 10.000 darknet websites blootlegde, waarvan 50% kinderpornografische afbeeldingen bevatte. Deze websites zijn overigens vaak gespecialiseerd in kinderporno, omdat online marktplaatsen geen kinderporno accepteren. Zowel op het ‘Surface web’ als op het ‘dark web’ zijn er pay-per-view-diensten beschikbaar waarop kinderpornografisch materiaal wordt aangeboden. Volgens Europol maken veel Westelingen gebruik van de diensten, waarbij vooral minderjarigen uit de Zuidoost-Azië en Afrika worden misbruikt. De opsporing van deze misdrijven wordt bemoeilijkt door het gebruik van gratis WiFi-diensten die bijvoorbeeld in de Filipijnen aan arme wijken worden aangeboden. Het is daardoor lastig op basis van het IP-adres de slachtoffers te identificeren.

Cobalt

Het gebruik chipbetaalkaarten met de EMV-standaard is nog niet alle staten gemeengoed geworden. Betaalkaarten en betaalautomaten die niet van de standaard gebruik maken, worden op grote schaal misbruikt om fraude en andere delicten zoals de aankoop van drugs mee te plegen. In het rapport worden spectaculaire hacks beschreven waarbij pinautomaten of het systeem dat de pinbetalingen faciliteert worden gehackt, waarna de pinautomaten automatisch geld uitspuwen of geld tot een veel hoger bedrag (tot 200.000 euro) kan worden opgenomen. Verwezen worden naar de ‘Carnabak’-groep die in 2014-2015 op deze manier 1 miljard dollar buit heef gemaakt. Meer recent is volgens Europol de ‘Cobalt’-groep actief geweest met het infecteren van pinautomaten met malware om frauduleuze pinopnamen te doen binnen de Europese Unie, waaronder Nederland.

Darknet markets

In het rapport wordt veel aandacht besteed aan de groei van ‘darknet markets’. De online handelsplatformen op het darkweb zijn toegankelijk via Tor, I2P en Freenet, waarbij de illegale activiteiten zich nog voornamelijk via Tor afspelen. In juni 2017 had het Tor netwerk 2.2 miljoen actieve gebruikers en bevatte het bijna 60.000 unieke .onion domeinnamen. De gebruikmaking van deze diensten zijn nog niet de standaard geworden voor de distributie van illegale goederen. Maar de darknet markets groeien snel met een eigen klantenkring in de gebieden van illegale drugshandel, wapenhandel en kinderporno. Daarnaast worden ook veel persoonsgegevens, in het bijzonder gegevens over betaalkaarten en login gegevens voor online bankieren, op het dark web aangeboden.

Volgens Europol maken de volgende drie factoren het gebruik van Tor voor criminelen aantrekkelijk: (1) een bepaalde mate van anonimiteit, (2) een diverse markt aan kopers die minder lijflijk risico lopen en kunnen betalen met cryptocurrencies en (3) een goede kwaliteit van producten die worden verkocht door aanbieders die worden beoordeeld op basis van reviews. 

Maatregelen

Voor het tweede jaar achtereen geeft Europol in het rapport ook de boodschap af encryptie de opsporing voor cybercrime belemmert. Het maakt het aftappen van telecommunicatieverkeer minder effectief en belemmert digitaal forensisch onderzoek. Daarnaast is het helder dat de onrechtmatig verklaring van de dataretentierichtlijn op 8 april 2014 door het Hof van Justitie van de EU een ‘aanzienlijke negatieve invloed’ heeft op de mogelijkheden van opsporingsautoriteiten om bewijsmateriaal veilig te stellen. In sommige lidstaten is nog steeds dataretentieregelgeving voor telecommunicatiedienstverleners (waaronder ISP’s) van kracht, maar in veel andere EU lidstaten niet meer. Deze fragmentatie belemmert de internationale opsporing van cybercrime. Europol doet geen voorstellen tot maatregelen op dit gebied, wellicht omdat het te politiek gevoelig is, maar benadrukt de problematiek die het met zich meebrengt.

Internet organised threat assessment report 2016

In oktober 2016 is het meeste recente rapport van het ‘Internet Organised Crime Threat Assessment’ (IOCTA) door Europol gepubliceerd. In het rapport wordt een overzicht van trends binnen cybercrime verschaft en wordt door Europol aangegeven welke maatregelen moeten worden genomen om cybercrime te bestrijden. Beide aspecten worden hieronder kort toegelicht.

Ransomware

De opkomst van ransomware is de belangrijkste trend. Deze vorm van cybercrime overschaduwt volgens het rapport andere vormen van cybercrime waar men in het verleden veel last van had, zoals banking malware. Met betrekking tot betalingen tussen criminelen wordt het in rapport opgemerkt dat bitcoin hoofdzakelijk als (virtueel) betaalmiddel wordt gebruikt. Het gebruik van het virtuele betalingsmiddel is ook de standaard geworden bij afpersingen, die plaatsvinden met behulp van ransomware- of denial-of-service-aanvallen. In dit kader is het ook van belang dat het WODC in december 2016 een rapport heeft gepubliceerd over ransomware, banking malware en het witwassen met digitale betalingsmiddelen. Het witwasproces dat plaatsvindt bij gebruikmaking van bitcoins en de betrokken actoren worden uitvoerig in het rapport besproken.

Daarnaast is ook zogenaamde ‘CEO fraude’ sterk in opkomst. Bij deze vorm van fraude zijn bedrijven het doelwit van een georganiseerde groep van oplichters. Nadat op afstand toegang is verschaft tot de systemen van een bedrijf wordt een e-mail in naam van de baas van een bedrijf verstuurd naar een werknemer van de afdeling van financiële administratie, waarbij deze werknemer ertoe wordt bewogen een groot bedrag over te maken naar een door de criminelen opgeven rekening.

Ten slotte waarschuwt Europol voor de steeds sterker worden ddos-aanvallen die worden uitgevoerd. De aanvallen fungeren soms als rookgordijn om gegevens uit gehackte systemen te exfiltreren. Steeds vaker worden daarbij ook medische gegevens en intellectuele eigendomsrechten van bedrijven en instellingen gestolen.

Witwassen

In het IOCTA-rapport wordt verder opgemerkt dat cybercriminelen van veel verschillende elektronische communicatiemiddelen gebruikmaken. Deze verschillen van eenvoudig te gebruiken e-mail tot versleutelde gesprekken via chatdiensten, zoals Jabber. Ook blijken forums op het darkweb een belangrijk communicatiemiddel voor criminelen.

Een groeiend aantal forums en peer-to-peernetwerken wordt ook gebruikt om materiaal met betrekking tot kindermisbruik uit te wisselen. Zelfvervaardigd materiaal en materiaal dat afkomstig is van live-webcamseks met minderjarigen, dragen sterk bij aan de beschikbare hoeveelheid materiaal op internet. Versleutelde online mediadiensten en het gebruik van nagenoeg anonieme betalingsnetwerken faciliteren volgens Europol de livestreaming van filmpjes van kindermisbruik. Net als vorig jaar wordt door Europol gesignaleerd dat het gebruik van versleuteling van communicatie (gegevens in transport) en het gebruik van versleuteling van gegevens op een computer (in opslag) een grote uitdaging voor opsporingsdiensten vormen. Het gebruik van standaard versleuteling op mobiele telefoons versterkt dit probleem, aldus Europol.

Maatregelen

In het IOCTA-rapport worden de volgende juridische maatregelen gesuggereerd. Europol raadt aan om undercoveroperaties binnen de EU te harmoniseren. Opsporingsinstanties blijken in de praktijk moeilijkheden te ondervinden in het legitiem inzetten van undercoverbevoegdheden op het darkweb. Ook wordt aangeraden het vastleggen van elektronisch bewijs binnen de EU te harmoniseren. Het gaat daarbij om het vergaren van bewijs van internetserviceproviders, het gladstrijken van procedures met betrekking tot rechtshulp en een mogelijk nieuwe kijk op ‘jurisdictie in cyberspace’.

Kabinetsreactie uitbraak Not-Petya

Op 20 september heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie een brief gestuurd naar de Tweede Kamer over de “cyberaanvallen” met de cryptoware ‘Not-Petya’ en ‘Wannacry’. In de brief wordt beschreven hoe op dinsdag 27 juni 2017 wereldwijd organisaties werden getroffen door cryptoware. De initiële besmetting lijkt plaats te hebben gevonden via een update van de boekhoudsoftware van een Oekraïens softwarebedrijf en verspreiding via een Oekraïense nieuwswebsite.

Geen maatschappelijke ontwrichting

Naar aanleiding van de aanval is de Nederlands APM Terminals op de Tweede Maasvlakte enkele dagen gesloten. Toch wordt in de brief opgemerkt dat ‘hoewel er in de media veel aandacht was voor de aanval, dit niet heeft geresulteerd in concrete maatschappelijke ontwrichting binnen Nederland’. Wel heeft het een ‘serieuze impact’ gehad en waren volgens het NCSC vier Nederlandse bedrijven besmet. Volgens de staatssecretaris heeft het NCSC adequaat gewaarschuwd en geadviseerd over te treffen maatregelen naar aanleiding van de malware.

In de nader gewijzigde motie van de leden Hijink (SP) en Tellegen (VVD) van 13 juni jl. (Kamerstukken II 2016/17, 26643, nr. 474) is de regering reeds verzocht om in overleg te treden met maatschappelijke organisaties over de oprichting en vormgeving van een ‘Digital Trust Centre’ teneinde bedrijven en maatschappelijke organisaties te informeren, adviseren en concrete hulp en ondersteuning te bieden voor het verbeteren van cybersecurity. Dit centrum wordt vormgegeven. Door het kabinet wordt voor 2018 een budget van 26 miljoen euro vrijgemaakt. Het geld wordt besteed aan de oprichting van het Digital Trust Centre en aan de ‘verdere verhoging van de digitale weerbaarheid’ in Nederland.

Ransomware en witwassen van losgeld in Bictoin

Een van de nieuwste ontwikkelingen op het terrein van cybercrime is ransomware. Dit is kwaadaardige software (malware) die toegang tot iemands computer en/of bestanden daarop blokkeert. Een specifieke vorm van ransomware is zogeheten cryptoware, die de bestanden versleutelt met behulp van cryptografie. Vervolgens eisen de cybercriminelen betaling van losgeld, vaak in de vorm van Bitcoins. Deze bijdrage gaat in op de vraag hoe cybercriminelen ransomware en cryptoware inzetten om geld te verdienen en hoe de verdiende Bitcoins vervolgens worden witgewassen.

Mijn artikel ‘Ransomware, cryptoware en het witwassen van losgeld in Bitcoins’ heb ik samen geschreven met Bart Custers en Ronald Pool.