1. Ontwikkelaar Tornado Cash veroordeeld
Op 14 mei 2024 heeft de rechtbank Oost-Brabant heeft een 31-jarige Rus (woonachtig in Amstelveen), veroordeeld (ECLI:NL:RBOBR:2024:2069) tot een gevangenisstraf van vijf jaar en vier maanden. De verdachte ontwikkelde samen met twee anderen ‘Tornado Cash’.
Door bestudering van de GitHub pagina van Tornado Cash ontstond het vermoeden dat verdachte één van de ontwikkelaars van Tornado Cash is. Het strafrechtelijk onderzoek richtte zich vervolgens ook op verdachte.
Werking Tornado Cash
Tornado Cash hanteert zogenaamde pools, een soort verzamelbakjes, aldus de rechtbank, die stortingen van cryptovaluta vanaf het ene walletadres accepteren en opnames via een ander walletadres mogelijk maken. Tornado Cash verbreekt op deze manier het transactiespoor op de blockchain. Hierdoor verhult of verbergt Tornado Cash wat de oorspronkelijke herkomst van de opgenomen cryptovaluta is, wie de daadwerkelijke eigenaar is en waar de cryptovaluta naartoe wordt verplaatst. Doordat Tornado Cash het mogelijk maakt volledig anoniem stortingen in en opnames uit Tornado Cash te doen, wordt eveneens verborgen of verhuld wie de feitelijke beschikkingsmacht over de cryptovaluta heeft, oftewel wie de cryptovaluta voorhanden heeft. Het praktisch onmogelijk om Tornado Cash offline te halen.
In de uitspraak wordt de werking van het systeem ook verder in detail uitgelegd. Zo heeft een gebruiker van Tornado Cash bij het doen van een opname uit Tornado Cash de keus om die opname zelf te doen, via een eigen gekozen walletadres, of om die opname door een zogenaamde ‘relayer’ te laten doen. Relayers zijn extern beheerde systemen, servers, die uit naam van een gebruiker een transactie uitvoeren nadat zij daartoe een instructie hebben gekregen. Naar het oordeel van de rechtbank kan de verdachte niet worden beschouwd als een tussenpersoon zoals bedoeld in art. 54a Sr of een dienstverlener in de zin van art. 138g Sr.
1,2 miljard witgewassen
Volgens de rechtbank is er met Tornado Cash 535.809 ETH (Ether) witgewassen met een waarde van ongeveer 1.217.343.820 USD (1,2 miljard Amerikaanse dollar) (!!). Ether worden daarbij als voorwerpen gezien, zoals bedoeld in art. 420bis. Net als Bitcoins zijn Ether cryptovaluta, digitale geldeenheden, die een reële waarde in het economische verkeer vertegenwoordigen, die voor menselijke beheersing vatbaar zijn en die overdraagbaar zijn. De rechtbank overweegt dat deze cryptovaluta afkomstig zijn van 36 verschillende digitale diefstallen.
Het dieptepunt is de Axie Infinity hack, gepleegd door de Lazarus Group, waarbij 625 miljoen Amerikaanse dollar aan cryptovaluta is gestolen. Daarvan is volgens de rechtbank bijna 450 miljoen dollar in Tornado Cash gestort en witgewassen. Hieruit volgt dat de tenlastegelegde Ether afkomstig zijn van diefstal met een valse sleutel (artikel 311 Sr), al dan niet in samenhang met andere misdrijven. De tenlastegelegde Ether zijn daarmee afkomstig van concreet aanwijsbare misdrijven.
De rechtbank concludeert dat Tornado Cash witwashandelingen heeft uitgevoerd, namelijk het verhullen of verbergen van de herkomst en de verplaatsing van uit misdrijf afkomstige cryptovaluta, Ether, wie de rechthebbenden daarvan waren en wie deze daadwerkelijk voorhanden hebben (gehad). De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte geen enkele invloed (meer) had op de autonoom werkende smart contracts van Tornado Cash. De verdediging plaatst de verdachte daarmee ‘als een willoze en onmachtige derde op afstand van de niet te stoppen witwashandelingen van Tornado Cash’.
Verdachte verantwoordelijk voor Tornado Cash en veroordeeld voor medeplegen witwassen
De rechtbank overweegt dat Tornado Cash functioneert zoals het door de verdachte en zijn medeoprichters is ontworpen en valt qua werking volledig onder hun verantwoordelijkheid. Als de verdachte mogelijkheden had willen hebben om op te kunnen treden tegen eventueel misbruik, dan had hij die moeten inbouwen. Dit deed hij echter niet. Tornado Cash werpt geen enkele drempel op voor de gebruiker die over crimineel vermogen beschikt en dit vermogen wil witwassen. De verdachte is daarom schuldig aan (gewoonte)witwassen.
De verdachte wordt zelfs schuldig bevonden aan het medeplegen van witwassen. Volgens de rechtbank dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Die samenwerking heeft de gehele tenlastegelegde periode geduurd. Dat maakt dat verdachte en zijn mededaders gedurende de gehele tenlastegelegde periode als medeplegers van de tenlastegelegde witwashandelingen kunnen worden aangemerkt
De rechtbank stelt vast de verdachte wetenschap had van het feit dat in Tornado Cash grote hoeveelheden uit misdrijf afkomstige Ether werden gestort. Met andere woorden, hij was zich bewust van de aanmerkelijke kans daarop. Die aanmerkelijke kans strekte zich ook uit over de specifiek in de tenlastelegging genoemde Ether die afkomstig waren uit hacks. Volgens de rechtbank is het algemeen bekend dat een ‘cryptomixer’ of vergelijkbare diensten zoals Tornado Cash, gebruikt worden bij het witwassen van cryptovaluta. Daarbij was de verdachte actief in verschillende chatgroepen waarin werd gesproken over hacks waarbij Ether was gestolen en over het feit dat cryptovaluta met een criminele herkomst in Tornado Cash werden gestort.
Dit weerhield de verdachte er niet van om Tornado Cash te ontwikkelen en zonder begrenzing (bijvoorbeeld door het inbouwen van maatregelen) aan te bieden aan het publiek. Integendeel, hij ging tot zijn aanhouding door met het verder ontwikkelen en de uitrol van Tornado Cash, waarbij vrijwel elke vervolgstap de verhullende werking en de anonimiteit van de gebruikers versterkte. De verdachte nam het eenvoudige, onbegrensde, voorzienbare en evidente gebruik door criminelen op de koop toe.
To be continued..
De rechtbank vindt net als de officier van justitie een celstraf van 5 jaar en 4 maanden op zijn plaats. Daarnaast wordt een inbeslaggenomen Porsche en ongeveer 1,9 miljoen euro aan cryptovaluta verbeurdverklaard. Voor deze uitspraak is hoger beroep ingesteld.
Na een eerste lezing blijf ik het een ingewikkelde zaak vinden. Het is technisch lastig te begrijpen en ik moet ook verder nadenken over de juridische overwegingen omtrent Tornado Cash als tussenpersoon en de veroordeling voor medeplegen. We wachten eerst eens maar de zaak in hoger beroep af.
2. Veroordeling uitlokken tot hacken in CoronIT systeem
Op 27 mei 2024 is een verdachte veroordeeld (ECLI:NL:RBMNE:2024:3434) voor uitlokking van computervredebreuk (art. 47 lid 1 onderdeel 2 jo art. 138ab Sr) en het overnemen van niet-openbare gegevens uit een geautomatiseerd werk (art. 47 lid 1 onderdeel 2 jo art. 138c Sr). Zie eerder ook deze veroordeling in het jurisprudentieoverzicht van juni 2022.
500 euro voor set persoonsgegevens
De verdachte heeft zich hieraan schuldig door een ander een geldbedrag te beloven om screenshots te sturen van persoonsgegevens (telefoonnummers) die in het computersysteem van de GGD stonden. Persoon ‘A’ heeft ook daadwerkelijk tientallen screenshots met gegevens naar verdachte verstuurd. Het ging daarbij om weten 67 identificerende persoonsgegevens zoals naam, geboortedatum, burgerservicenummer (BSN), adres en telefoonnummer. Haar werd 500,00 euro geboden voor de gegevens.
Identificatie verdachte
Namens de GGD GHOR Nederland is aangifte gedaan, omdat een medewerker via Snapchat werd benaderd om persoonsgegevens uit het computersysteem van de GGD GHOR te delen. Zowel het Snapchataccount als het telefoonnummer waren herleidbaar tot verdachte. De gebruikersnaam van het snapchataccount was te koppelen aan een facebookaccount waarop een advertentie geplaatst werd voor een woningruil. Verdachte stond op dat moment op het adres van deze woning ingeschreven en er werd voor de advertentie gebruik gemaakt van het telefoonnummer van de moeder van verdachte. Tijdens de doorzoeking bij verdachte is een iPhone 6s gevonden in de bank waar hij kort daarvoor had gezeten. Aan deze iPhone 6s was in de periode dat de uitlokking werd gepleegd het telefoonnummer van de verdachte gekoppeld. Het Telegramaccount was ook actief op dit toestel en het toestel straalde in de relevante periode telecommasten aan in de buurt van het woonadres van verdachte. De rechtbank concludeert hieruit dat het verdachte was die in de tenlastegelegde periode gebruik maakte van het telefoonnummer en van het Snapchataccount, en dus degene is geweest die [A] heeft benaderd.
Computervredebreuk en overnemen niet-openbare gegevens
Met de strafbaarstelling in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht is aansluiting gezocht bij de bestaande strafbaarstelling betreffende de huisvredebreuk. Een wachtwoord kan daarbij worden aangemerkt als een sleutel die de gebruiker toegang geeft tot het systeem of tot een deel daarvan. Wanneer de autorisatie die verleend is voor de toegang tot specifieke onderdelen van het geautomatiseerde werk wordt overschreden, kan het wachtwoord (een sleutel), door het onbevoegd gebruik maken daarvan, een valse sleutel worden.
Ook heeft verdachte zich daarmee schuldig gemaakt aan uitlokking van het opzettelijk en wederrechtelijk voor zichzelf of een ander overnemen van niet-openbare gegevens als bedoeld in artikel 138c Wetboek van Strafrecht. Een dergelijk handelen is gericht tegen de onmiskenbare wil van de beheerder van het systeem en in strijd met het doel daarvan en tast de integriteit van het systeem aan. De uitlokking ziet enkel op het verkrijgen van telefoonnummers uit patiëntendossiers uit CoronIT. Dit impliceert volgens de rechtbank dat verdachte heeft uitgelokt tot het plegen van zowel computervredebreuk als het overnemen van niet openbare gegevens. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop.
De verdachte veroordeelt de verdachte tot een taakstraf van 120 uur en een proeftijd van twee jaar.
3. Veroordeling bankhelpdeskfraude
Op 16 mei 2024 veroordeelde (ECLI:NL:RBNNE:2024:1893) de rechtbank Noord-Nederland een verdachte voor 34 maanden gevangenisstraf vanwege bankhelpdeskfraude, in de vorm van het (mede)plegen van oplichting (art. 326 Sr), diefstal met valse sleutels (art. 311) en het voorhanden hebben van leads (art. 139g Sr), en voor online handelsfraude (art. 326e Sr).
Werkwijze
De verdachte en medeverdachten hebben zich in telefoongesprekken met de slachtoffers voorgedaan als een bankmedewerker van de Rabobank en gezegd dat criminelen (in het buitenland) bezig waren geld van hun rekening te halen. Vervolgens hebben ze de slachtoffers overgehaald om hun geld over te boeken naar zogenaamd ‘veilige’ bankrekeningen. Vanaf deze bankrekeningen hebben de verdachte en medeverdachten het geld doorgestort naar verschillende platformen voor de handel in cryptovaluta (Coinbase en Litebit).
In de uitspraak staat gedetailleerd beschreven hoe de verdachten de slachtoffers ook zelf een cryptocurrency app lieten downloaden of account bij een cryptocurreny uitwisselingskantoor lieten openen om het geld over te laten maken. Vervolgens is het geld onder de daders verdeeld. De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan vijf gevallen van Marktplaatsfraude.
Toepassing Smartphone-arrest bij verweer
Interessant is nog de overweging van de rechtbank over het onderzoek op de iPhone van de verdachte. In het onderhavige geval stelt de rechtbank vast dat er in de telefoons gericht onderzoek is gedaan naar specifieke zaaksinformatie, zoals leads, cryptovaluta, foto’s van bankpassen en identiteitsbewijzen en afbeeldingen en video’s die mogelijk verband houden met het plegen van vermogensfraude.
Naar het oordeel van de rechtbank kon daardoor echter wel een min of meer compleet beeld worden verkregen van bepaalde aspecten van het persoonlijke leven van de gebruiker van de telefoon. Tussenkomst van de officier van justitie of voorafgaande rechterlijke toetsing was dus vereist. De rechtbank is van oordeel dat hierbij volstaan kon worden met toestemming van de officier van justitie en dat, anders dan de verdediging heeft gesteld, géén sprake is van een situatie waarin een machtiging van de rechter- commissaris is vereist. Op voorhand was immers niet te voorzien dat sprake zou zijn van een zeer ingrijpende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer (zoals bijvoorbeeld zeer gevoelige informatie over het privéleven van verdachte), en ook achteraf is dat niet gebleken. Daarmee is de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer beperkt gebleven.
4. Waardering van bewijs uit SkyECC operatie
Op 28 mei 2024 heeft de rechtbank Rotterdam een bijzondere uitspraak (ECLI:NL:RBROT:2024:4916) gedaan in een (mega)zaak waar uitgebreid en helder wordt in gegaan op verweren over bewijs dat afkomstig is van SkyECC telefoons.
Verweer 1: Andere gebruiker Sky-ID?
De verdediging stelt zich ten eerste op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de (enige) gebruiker is geweest van het Sky-ID [Sky-ID 1]. De zendmastgegevens leveren daarvoor geen sluitend bewijs op. Ook zijn er geen concrete aanwijzingen, zoals selfies, het noemen van verjaardagen, of andere specifieke berichten die duiden op het gebruik van het Sky-ID door de verdachte. De rechtbank overweegt vervolgens uitvoerig waarom dit wel gekoppeld kan worden. Uit een vergelijking van de metadata en de historische gegevens blijkt bijvoorbeeld dat het Sky-ID met het daarbij behorende IMEI-nummer [nummer 1] in de periode tussen december 2019 en januari 2021 het vaakst de zendmast aan de Rietdekkerweg te Rotterdam aanstraalt. Deze zendmast is gelegen in de wijk [naam wijk], waarin ook de woning van de verdachte aan het [adres 1] is gelegen. Ook kon de inhoud uit berichten geverifieerd worden met andere sporen die tijdens de doorzoeking zijn aangetroffen geverifieerd worden.
Verweer 2: Niet voldaan aan bewijsminimum (zelfde bron)?
De verdediging stelt dat niet is voldaan aan het bewijsminimum, omdat de verdenking enkel is gebaseerd op de inhoud van de SkyECC berichten en dit één bron betreft. De verdediging verwijst ten aanzien van dit verweer naar een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 september 2022 (ECLI:NL:RBZWB:2022:5151). De rechtbank overweegt dat ten aanzien van alle in het dossier aanwezig chatgesprekken via SkyECC niet worden gesproken van bewijs uit één bron. Er is immers sprake van verschillende, afzonderlijke chatgesprekken, gevoerd door verschillende personen of groepen, op verschillende momenten. Het feit dat deze gesprekken zijn gevoerd via hetzelfde communicatienetwerk (SkyECC), maakt niet dat zij ook alle afkomstig zijn uit één bron.
Bovendien is er in de onderhavige zaak, zoals blijkt uit de verdere inhoud van dit vonnis, op belangrijke onderdelen sprake van andere bewijsmiddelen die de inhoud van de chatberichten ondersteunen. Zo zijn er in twee zaaksdossiers daadwerkelijk verdovende middelen aangetroffen en onderzocht. Ook zijn er afbeeldingen verstuurd die de inhoud van de tekstberichten ondersteunen.
Verweer 3: Niet betrouwbaar vanwege ontbrekende berichten?
De verdediging stelt vraagtekens bij de betrouwbaarheid van de chatberichten die in deze zaak het belangrijkste bewijs vormen en verwijst daarvoor naar een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Uit dit rapport blijkt dat 2,5% van de berichten niet wordt gezien door de software en dat van de ‘veiliggestelde’ berichten meer dan een kwart van de inhoud ontbreekt/onleesbaar is. Hierdoor ontstaat een gemankeerd beeld en is terughoudendheid geboden. Dit leidt er volgens de verdediging namelijk toe dat de context van de chats niet kan worden geduid.
De rechtbank overweegt hierover dat het feit dat niet alle data van het berichtenverkeer volledig is onderschept, er niet aan af doet dat mag worden uitgegaan van de juistheid en betrouwbaarheid van de wél verkregen data. Van de overige 97,5% (1546 berichten) is 73,7% succesvol ontcijferd. Verder beschrijft het NFI dat de Toolboxgegevens een correcte weergave van de chats en hun metadata zijn. Dat door de beperkte weergave van de data sprake zou zijn van niet betrouwbaar bewijs is niet onderbouwd met nadere, verifieerbare, informatie. Van de verdediging mag worden verwacht dat zij concrete feiten en omstandigheden naar voren brengt die de betrouwbaarheid van de data in twijfel kunnen stellen.
Bewijs voor invoer van cocaïne o.b.v. chatberichten en andere bewijsmiddelen
Op basis van versleutelde berichten die zijn verstuurd met de chatapplicatie SkyECC, in combinatie met observaties, onderzoek naar historische telecomgegevens en camerabeelden is de verdenking ontstaan dat de verdachte betrokken is geweest bij de voorbereiding van de invoer in Nederland van de partij verdovende middelen. Uit de (groeps)gesprekken, waaraan de verdachte actief heeft deelgenomen, blijkt dat hij ervan op de hoogte was dat de voorbereidingen die door hem en zijn medeverdachten werden getroffen betrekking hadden op een ‘klus’ die een grote waarde vertegenwoordigde. Uit die gesprekken bleek immers dat bij het bemachtigen van de inhoud van de container sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen een groot aantal betrokkenen, dat een uitgebreid plan werd gemaakt voor het uithalen van de lading, compleet met verschillende scenario’s en dat het gebruik van geweld, zo nodig met gebruik van vuurwapens, niet zou worden geschuwd. De rechtbank leidt uit de chatberichten, in onderlinge samenhang bezien, af dat, ook wanneer deze behoedzaamheid wordt betracht, onmiskenbaar over de invoer van cocaïne wordt gesproken.
Bewijs voor georganiseerd en crimineel samenwerkingsverband
Uit de bewijsmiddelen volgt ook dat van een georganiseerd en crimineel samenwerkingsverband sprake is geweest. Via SkyECC wordt er gedurende een aantal weken tussen de betrokkenen in diverse samenstellingen gecommuniceerd over routeinformatie, de status van de betreffende container en de transporteur die de container met een pincode moet ophalen van het haventerrein en hiervoor diverse handelingen moet verrichten, zoals het huren van een oplegger en het voormelden in Portbase. Ook wordt er gesproken over het betalen van betrokkenen en back-up-plannen (plannen b en c) voor het geval het plan van het ophalen van de container met de pincode (plan a) niet zal lukken. Voorts hebben er in dit kader diverse ontmoetingen plaatsgevonden tussen een aantal van de betrokkenen om de werkwijze met elkaar door te nemen. Nadat bekend is geworden dat de transporteur zich moet melden bij de politie wordt er gecommuniceerd over het wissen van zijn telefoon en tablet en het bieden van steun door het dragen van de advocaatkosten. Dit alles duidt op een mate van organisatie, structuur en samenwerking gericht op het plegen van Opiumwetmisdrijven. Kort gezegd heeft de verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van twee verschillende cocaïnetransporten van in totaal meer dan 2.600 kilogram. Ook heeft hij voorbereidingshandelingen verricht gericht op de invoer van een partij van 665 kilogram cocaïne. De verdacht wordt veroordeeld tot 8,5 jaar gevangenisstraf.
Uitzondering voor overschrijding van redelijke termijn
Als laatste zegt de rechtbank nog iets interessants over de redelijke termijn. Als uitgangspunt heeft te gelden dat een behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen vierentwintig maanden. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak sprake is van bijzondere omstandigheden, welke zijn gelegen in het aantal verdachten (14 in totaal), de omvang van het politiedossier en de juridische complexiteit en onderzoekswensen in verband met de SkyECC problematiek. De rechtbank acht vanwege al deze bijzondere omstandigheden een redelijke termijn van drie jaren voor de behandeling van de zaken van alle verdachten in Bolero in dit geval gerechtvaardigd.