
Bron: deze afbeelding is door WordPress gegenereerd. (automatische) Prompt: “Create a detailed and high-resolution featured image for a blog post about a legal ruling by the Hoge Raad concerning the filtering of confidential communications related to cybercrime. The main subject should showcase a courtroom scene with a gavel and legal documents, symbolizing the judicial process. Include subtle elements like digital data imagery in the background to represent cybercrime context. Use dramatic lighting, casting shadows to evoke a serious tone, and incorporate a blend of modern and traditional styles to reflect the intersection of law and technology. Ensure the image is highly detailed with sharp focus on the gavel and documents, creating a strong visual impact.”
Hoge Raad arrest over filtering van geheimhouderscommunicatie
Op 15 april 2025 heeft de Hoge Raad een arrest (ECLI:NL:HR:2025:578) gewezen over het filteren van geheimhouderscommunicatie. n dit geval betrof het een beklag (ex art. 98.4 jo 552a Sv) op beslag op digitale gegevensdragers wegens verdenking van omkoping en andere delicten bij een ziekenhuis. De rechter-commissaris had beslist dat 1727 bestanden, die door de rechter-commissaris als geheimhoudersinformatie zijn aangemerkt, “uitgegrijsd”, en dat de overige bestanden aan het onderzoeksteam van de politie werden verstrekt.
De klager heeft aangevoerd dat de analyse met de analysetool ‘NUIX’ van 1328 bestanden een groot aantal hits opleverde. De klager had deze analysetool gebruikt in plaats van de hem bij de bestanden door de FIOD toegezonden analysetool ‘QView’. Onbewust en onbedoeld is, is door de gebruikmaking van een andere analysetool door de klager de toegang tot alle uitgegrijsde gegevens verkregen. Op deze wijze zouden ook de leden van het onderzoeksteam toch toegang tot de uitgegrijsde gegevens kunnen verkrijgen. Dit maakt dat, volgens de klager, het huidige filterproces niet voldoet aan daaraan door de Hoge Raad gestelde waarborgen, zoals die gelden voor verschoningsgerechtigde data. Deze verschoningsgerechtigde data dienen, naar de klager stelt, te worden vernietigd of zodanig uitgegrijsd dat zij daadwerkelijk ontoegankelijk zijn voor het onderzoeksteam.
De belangrijkste rechtsoverwegingen van de Hoge Raad worden hieronder genoemd.
Juridisch kader
De Hoge Raad overweegt in r.o. 3.2 over het juridisch kader het volgende. Artikel 98 Sv bevat een regeling die ertoe strekt dat bij inbeslagneming van voorwerpen het (professionele) verschoningsrecht wordt gerespecteerd. Het is de rechter-commissaris die beslist of inbeslagneming is toegestaan (artikel 98 leden 1 en 3 Sv). Deze beslissing legt de rechter-commissaris neer in een beschikking. Deze procedure geldt ook als een plaats wordt doorzocht met als doel de vastlegging van gegevens die op deze plaats zijn opgeslagen of vastgelegd (artikel 125i in samenhang met artikel 98 Sv). Tegen de beschikking van de rechter-commissaris staat beklag open voor de verschoningsgerechtigde. Dit beklag richt zich tegen de beslissing van de rechter-commissaris dat de inbeslagneming – of, als het gaat om de vastlegging van gegevens, de vastlegging en/of kennisneming van die gegevens – is toegestaan. Hiertoe moet een klaagschrift worden ingediend bij het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak wordt vervolgd (artikel 98 lid 4 Sv). Op dit beklag is artikel 552a Sv van toepassing. Dit betekent dat op het beklag wordt beslist door de raadkamer van het betreffende gerecht (Vgl. HR 1 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1560, rechtsoverweging 3.3.1).
Selectie van gegevens
Het beklag als bedoeld in artikel 98 lid 4 in samenhang met artikel 552a Sv is in beginsel alleen gericht tegen de beschikking van de rechter-commissaris waarin is beslist dat de inbeslagneming dan wel de vastlegging en/of kennisneming is toegestaan. In het geval dat selectie van de (digitale) stukken en gegevens noodzakelijk is gebleken, kan ook de manier waarop de selectie heeft plaatsgevonden in de beoordeling van het beklag worden betrokken. Daarbij gaat het in het bijzonder om de vraag of bij de selectie onder leiding van de rechter-commissaris het verschoningsrecht van de klager voldoende is gewaarborgd. (Vgl. HR 12 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:314, rechtsoverweging 2.4 en HR 1 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1560, rechtsoverweging 3.4.4)
Als de inbeslagneming betrekking heeft op een grote hoeveelheid (digitale) stukken of gegevens, terwijl bijvoorbeeld volgens de beslagene bepaalde stukken of gegevens onder het verschoningsrecht van geheimhouders vallen, ligt het doorgaans in de rede dat onder leiding van de rechter-commissaris een selectie wordt gemaakt tussen (digitale) stukken of gegevens die wel en die niet onder het verschoningsrecht kunnen vallen (r.o. 3.3). Daarbij kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van een – al dan niet door de beslagene te verstrekken – lijst met zoektermen die betrekking hebben op het deel van het materiaal waarover het verschoningsrecht zich mogelijk uitstrekt, zoals namen en e-mailadressen of termen die specifiek kunnen duiden op het voorwerp van het ingeroepen verschoningsrecht (vgl. HR 16 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1048).
Als – zoals in dit geval – sprake is van (een forensische kopie van) een gegevensdrager met daarop gegevens die deels wel en deels niet onder het verschoningsrecht vallen, kan de door of onder verantwoordelijkheid van de rechter-commissaris te verrichten filtering ertoe leiden dat de rechter-commissaris beslist dat de gegevens die onder het verschoningsrecht vallen worden vernietigd, waarna de gegevensdrager – nadat de beschikking van de rechter-commissaris onherroepelijk is geworden – kan worden overgedragen aan de politie.
Het openbaar ministerie draagt de verantwoordelijkheid voor de door de rechter-commissaris bevolen vernietiging van de gegevens (r.o. 3.4). Van zo’n vernietiging van gegevens is ook sprake als die gegevens niet meer kenbaar zijn door bewerking van de gegevensdrager of de digitale voorziening waarmee de gegevens raadpleegbaar zijn, waarbij de gekozen werkwijze zo moet zijn ingericht dat is verzekerd dat die gegevens geen deel uitmaken van de processtukken en dat daarop in het verdere verloop van het strafproces geen acht wordt geslagen (vgl., over de vernietiging als bedoeld in artikel 126aa lid 2 Sv, HR 20 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1257). Om in een voorkomend geval rechterlijke controle mogelijk te maken op de manier van vernietiging in het licht van het onder 3.4.1 vermelde vereiste, moet van de vernietiging voldoende nauwkeurig verslag worden gedaan in een proces-verbaal. In het bijzonder moet in het proces-verbaal inzicht worden gegeven in de manier waarop is gewaarborgd dat personen die op enigerlei wijze bij het opsporingsonderzoek betrokken (zullen) zijn op geen enkele wijze toegang kunnen krijgen tot de betreffende gegevens (Vgl. HR 12 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:375, rechtsoverweging 6.7.2). Als bij die vernietiging gebruik wordt gemaakt van technische voorzieningen, moeten deze zo zijn ingericht dat kan worden nagegaan of is voldaan aan het onder 3.4.1 bedoelde vereiste dat de gegevens niet meer kenbaar zijn, bijvoorbeeld door middel van een geautomatiseerde registratie waarbij wordt bijgehouden welke handelingen binnen het systeem hebben plaatsgevonden en door wie deze zijn verricht (Vgl. HR 12 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:375, rechtsoverweging 6.7.2).
Verzoek tot vernietiging van gegevens op grond van artikel 552a lid 2 Sv
Over de onderhavige zaak overweegt de Hoge Raad in r.o. 3.5 het volgende. In de betreffende procedure kan de rechter, naar aanleiding van concreet aangeduide bezwaren van de belanghebbende, beoordelen of is voldaan aan het onder 3.4.1. Dit vereiste zorgt ervoor dat gegevens die als vertrouwelijk zijn aangemerkt (‘uitgegrijsde’) geen deel uitmaken van de processtukken en verder in de strafzaak niet worden meegenomen (vergelijk, met betrekking tot gevorderde gegevens, HR 20 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1257). Gezien de belangen die door het verschoningsrecht worden beschermd, brengt redelijke wetstoepassing mee dat een vergelijkbare procedure kan worden gevolgd met betrekking tot gegevens die zijn ontleend aan inbeslaggenomen gegevensdragers. Daarvoor kan aansluiting worden gezocht bij de regeling van artikel 552a lid 2 Sv. Dat betekent dat een belanghebbende op grond van die bepaling kan verzoeken om de vernietiging van gegevens die zijn ontleend aan inbeslaggenomen gegevensdragers en die als geheimhoudersinformatie zijn aangemerkt, waarbij de rechter in geval van concreet aangeduide bezwaren van de belanghebbende kan beoordelen of is voldaan aan het onder 3.4.1 bedoelde vereiste.
Aan het verzoek als bedoeld in artikel 552a lid 2 Sv moeten concreet aangeduide feiten en omstandigheden ten grondslag worden gelegd die erop wijzen dat aan de bevolen vernietiging van de gegevens niet of in onvoldoende mate uitvoering is gegeven. Als aan die stelplicht is voldaan moet de rechter, mede aan de hand van het onder 3.4.2 bedoelde proces-verbaal, beoordelen of voldoende aannemelijk is dat de geheimhoudersgegevens waarvan de vernietiging is bevolen op een zodanige manier zijn vernietigd dat is verzekerd dat die gegevens geen deel uitmaken van de processtukken en dat daarop in het verdere verloop van het strafproces geen acht wordt geslagen. Met het oog op die beoordeling kan de rechter zo nodig nader onderzoek opdragen aan de rechter-commissaris. Als de rechter oordeelt dat niet voldoende aannemelijk is dat is voldaan aan het onder 3.4.1 bedoelde vereiste, geeft de rechter op grond van artikel 23 lid 1 Sv het openbaar ministerie een bevel om nadere maatregelen te treffen waarmee is verzekerd dat wel aan dat vereiste is voldaan en daarvan verslag te doen.
Gevangenisstraf voor simswappen
Op 18 april 2025 heeft de rechtbank Limburg een verdachte veroordeeld (ECLI:NL:RBLIM:2025:3650) wegens ‘grootschalige cybercriminaliteit’. Hij werd schuldig bevonden aan het medeplichtig zijn aan computervredebreuk (simswappen), diefstal van cryptovaluta en witwassen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De verdachte pleegde computervredebreuk door het onbevoegd installeren en activeren van het programma ‘AnyDesk’ op computers van de T-Mobileshop te Heerlen, waardoor toegang werd verkregen tot servers waarop het klantenservicesysteem ‘Salesforce’ was geïnstalleerd. Vervolgens werden gegevens uit dit systeem overgenomen. Daarvoor werd gebruik gemaakt van een verkoopmedewerker van een T-mobileshop die via de chatapplicatie ‘Wickr’ contact hield met medeverdachten. Vervolgens zijn de inloggegevens van twee belwinkels verkregen om daarmee binnen te dringen in servers met het aanvraagsysteem (hierna: TAS) en de Klanten Management Tool (hierna: KMT) van T-Mobile. Ook heeft de verdachte in januari en begin februari 2021 simswaps uitgevoerd door ‘social engineering’ via de T-Mobile klantenservice (bellen en chat), met behulp van gelekte klantgegevens en overgenomen persoonsgegevens.
Door de simswaps zijn tijdens één weekend 160 telefoonnummers overgenomen en konden zij ook de e-mailaccounts van de eigenaren van die telefoonnummers overnemen, waardoor deze eigenaren geen toegang meer hadden tot hun e-mailadres. Onder andere door het laten verzenden van verificatiecodes voor e-mailadressen en cryptoaccounts naar de overgenomen telefoonnummers, konden inloggegevens van cryptoaccounts worden aangevraagd of gereset, dan wel herstelzinnen voor cryptowallets worden gevonden in diverse applicaties.
Vervolgens veranderden ze de wachtwoorden van de cryptowallets en verstuurden ze de cryptovaluta naar een eigen cryptoadres. De cryptovaluta werden omgezet/gewisseld naar Bitcoins, waarna een medeverdachte deze Bitcoins heeft verstuurd naar een “chipmixer”, om de herkomst van de cryptovaluta te verhullen. Vanuit de chipmixer zijn de Bitcoins naar de cryptowallets van de verdachte en een medeverdachte, evenals het Binance depositadres van de medeverdachte gestuurd. Daarbij werden acht personen slachtoffer en werd in totaal ongeveer 100.000 euro weggenomen.
Naast de financiële schade overweegt de rechtbank dat de inbreuk op de privacy van de slachtoffers enorm is. Door de overname van hun telefoonnummers en het ongeautoriseerd inzien van hun e-mailaccounts, werden zij ernstig geschaad in hun persoonlijke levenssfeer. Bovendien waren ze ontdaan van de mogelijkheid om hun eigen telefoonnummer te gebruiken, waardoor ze niet meer konden bellen, sms’en of internetten. In het digitale tijdperk is dat echter onmisbaar, onder andere voor cruciale zaken als het inloggen bij DigiD, internetbankieren en de twee-factor-authenticatie voor online diensten. Dit alles hebben de slachtoffers moeten herstellen, een langdurig proces dat onder meer uit een slachtofferverklaring op de zitting bleek.
Veroordeling voor stalking
Op 21 mei 2025 veroordeelde de rechtbank Oost-Brabant (ECLI:NL:RBOBR:2025:2882) een verdachte voor belaging (stalking) (art. 285b Sr) en het vervaardigen van afbeeldingen van seksuele aard (art. 254ba Sr). Hoewel twijfelachtig is of de delicten als ‘cybercriminaliteit’ kunnen worden bestempeld, bevat de uitspraak veel details over de wijze waarop de beelden zijn gemaakt en geeft deze daarmee een inkijkje in dit type zaken en digitale bewijsvoering.
Na melding van het slachtoffer op het politiebureau dat zij verborgen camera’s had aangetroffen in haar gehuurde kamerwoning, ontdekten verbalisanten het volgende. Achter de badkamerspiegel troffen zij een holle ruimte aan. In die ruimte hingen smartphones, aangesloten op voedingskabels. Ook achter de spiegel in de slaapkamer werden twee smartphones aangetroffen, eveneens aangesloten op kabels die door een gat in de muur werden gevoerd en uitkwamen in dezelfde ruimte achter de badkamerspiegel.
Later werd in de lamp boven het bed nog een vijfde telefoon aangetroffen. De ruimte achter de badkamerspiegel was bereikbaar via het terras van de kamerwoning, waar nog meer apparatuur werd gevonden die op de verborgen telefoons was aangesloten. In de bovenwoning, in gebruik bij de verhuurder, werd een plastic doos aangetroffen met daarin afzonderlijk verpakt damesondergoed, voorzien van namen. De mobiele telefoons, ingericht als IP-camera’s, konden op afstand worden bediend en bekeken. Tevens had de verdachte twee Raspberry Pi computers aangebracht in de ruimte achter de spiegels, die waren ingericht om te functioneren als bewegingsdetectoren.
Opsporingsambtenaren troffen ook de applicatie IP WEBCAM PRO aan op een in beslag genomen apparaat, met daarbij een omschrijving van de app en de termen ‘Levensstijl’ en ‘Spionagecamera’. Later blijkt uit de uitspraak dat via de aangetroffen URL’s op de tablet verbinding kon worden gemaakt met de IP-camera’s. Bij onderzoek aan de browsergeschiedenis bleek dat met enige regelmaat de URL’s van de IP-camera’s waren bezocht vanaf een Samsung tablet.
De rechtbank overweegt dat onderzoek aan de tablet heeft aangetoond dat de verdachte in de periode van 18 juni 2024 tot en met 21 augustus 2024 de mobiele telefoons in ieder geval 143 keer vanaf de tablet heeft benaderd. De verdachte heeft verklaard dat hij de webcam-app meestal benaderde via zijn computer thuis en soms ook via zijn eigen telefoon. Hoeveel keer dit is gebeurd, kon niet worden vastgesteld omdat er geen toegang is verkregen tot de computer en de mobiele telefoon van de verdachte. De inhoud van de computer kon niet worden bekeken omdat de verdachte zijn wachtwoord weigerde te geven en de mobiele telefoon van de verdachte op de dag van zijn aanhouding door hemzelf was teruggezet naar de fabrieksinstellingen. Hoewel vrijwel geen camera-opnamen zijn veiliggesteld, volgt uit de locatie van de camera’s en de verklaringen van zowel het slachtoffer als haar partner (in samenhang met het technisch bewijs) dat er opnames van seksuele aard moeten zijn gemaakt. Immers, het slachtoffer en haar partner verklaren over meerdere keren seksuele gemeenschap in de slaapkamer op het bed, en het is aannemelijk dat zij zich meerdere keren ontkleed hebben bevonden in de bad- en slaapkamer.
De gedragingen van de verdachte waren gericht op het slachtoffer te dwingen deze gedragingen te dulden. Door het slachtoffer heimelijk te filmen, heeft de verdachte bewerkstelligd dat zij zich niet tegen het filmen kon verzetten en dat zij in die zin gedwongen werd het filmen te dulden. De verklaring van de verdachte dat de apparatuur er al langer hing, dat hij de opnames nimmer heeft bekeken en dat hij ze enkel vanaf zijn computer/tablet/telefoon heeft benaderd om ze te wissen, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Uit het dossier blijkt immers dat de webcam-app is aangeschaft op 26 mei 2024 en kort daarna op verschillende momenten op de verschillende telefoons is geïnstalleerd. Dit was kort na het tekenen van het huurcontract met het slachtoffer en kort voordat zij daadwerkelijk de woning betrok.
De professionele en doordachte mate van wegwerken en de locaties van de aangebrachte camera’s wijzen erop dat ze zijn geplaatst met het doel het bed (een plaats waar bij uitstek seksuele handelingen plaats kunnen vinden) en de badkamer (een plaats waar men zich bij uitstek ontkleed bevindt) ongezien te filmen. Het bed werd zelfs vanuit meerdere kanten gefilmd. Het tijdstip van installatie van de app duidt erop dat bedoeld was het bed en de badkamer, waar het slachtoffer gebruik van maakte, te filmen. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de verdachte de mobiele telefoons heeft aangebracht en de webcam-app hierop heeft geïnstalleerd met het doel de huurster van de woning heimelijk te filmen. Gelet hierop en gelet op de vele momenten dat de verdachte de camera’s heeft benaderd en het gebruik van bewegingsdetectoren die meldingen verstuurden naar zijn e-mailadressen, gaat de rechtbank er tevens van uit dat de verdachte de opnamen ook daadwerkelijk veelvuldig heeft bekeken.
De rechtbank concludeert dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het stalken van de bewoonster van een door hem verhuurde woning door haar gedurende bijna drie maanden heimelijk te filmen, waarbij (ook) opnames van seksuele aard werden gemaakt. Het slachtoffer heeft zich onder behandeling moeten laten stellen voor PTSS en ondervindt tot op heden de gevolgen van het handelen van de verdachte. Zij krijgt een immateriële schadevergoeding van 4000 euro en een materiële schadevergoeding van €5569,82 toegewezen.
Overigens kon de rechtbank niet vaststellen dat het ondergoed door de verdachte is gestolen, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Gevangenisstraf en tbs voor online kindermisbruik
De rechtbank Rotterdam heeft op 10 juni 2025 een oprichter van een website veroordeeld (ECLI:NL:RBROT:2025:6771) waarop seksueel materiaal van minderjarigen werd verspreid. De verdachte is veroordeeld wegens het maken, verspreiden en bezitten van seksueel materiaal van minderjarigen en deelname aan een criminele organisatie.
De verdachte heeft 15 jaar geleden een website opgezet en tot zijn aanhouding in 2024 beheerd waarop het materiaal werd gedeeld tussen duizenden leden, waarmee hij grote geldbedragen verdiende. Op drie gegevensdragers werden 15.611 afbeeldingen en 847 video’s met seksueel materiaal van minderjarigen aangetroffen. De inbeslaggenomen gegevensdragers zijn onttrokken aan het verkeer en de inbeslaggenomen valuta worden bewaard, ten behoeve van de rechthebbende in afwachting van de uitkomst van de aangekondigde ontnemingsprocedure. Hij krijgt een gevangenisstraf van zes jaar en tbs met dwangverpleging opgelegd. Daarnaast moet hij 14 slachtoffers tot € 4.000,00 immateriële schadevergoeding betalen.
De verdachte deed zich op websites zoals Omegle en Skype voor als een jonge vrouw en misleidde jongens in de leeftijd van 8 tot 18 jaar om seksuele handelingen bij zichzelf te verrichten. Sommige van die videogesprekken nam hij op en verspreidde hij op zijn website, waarvoor hij geld ontving. Hij hield een lijst bij van personen die lid waren van het (betaalde) VIP-gedeelte van de site. Ook kende de website verschillende rangen met bijbehorende bevoegdheden. De verdachte had samen met een medeverdachte als administrator de meest uitgebreide bevoegdheden. Moderators hadden weer meer bevoegdheden dan VIP-leden en geregistreerde leden, wat een zekere hiërarchie aantoont. Er waren verschillende kamers ingericht, zoals de VIP-kamer en Area51, waar alleen betalende leden toegang toe hadden. Deze leden betaalden € 25,- per maand, € 100,- per vijf maanden of € 250,- voor twaalf maanden. Verder werden er advertenties op de site geplaatst en bij speciale aangelegenheden (zoals Kerst of Valentijnsdag) werden tegen betaling zogenaamde “vidpacks” aangeboden. Ten tijde van het veiligstellen van [naam website] waren er 2.937 geregistreerde gebruikers en 143 VIP-leden. De opbrengsten van de website werden verdeeld tussen de verdachte en een medeverdachte. In de VIP-sectie en in Area51 zijn 10.390 unieke beelden (foto’s en video’s) aangetroffen, waarvan tussen 40% en 50% seksueel materiaal van minderjarigen betrof. Op het merendeel van de afbeeldingen waren jongens te zien met een geschatte leeftijd tussen de 10 en 14 jaar oud, die betrokken waren bij verregaande seksuele handelingen.
De rechtbank overweegt dat de verdachte met zijn handelen de geestelijke en fysieke integriteit van de slachtoffers in ernstige mate heeft geschonden, in een fase van hun leven waarin zij hun seksualiteit aan het ontdekken waren of daar in sommige gevallen nog helemaal niet mee bezig waren. De verdachte heeft de slachtoffers de mogelijkheid ontnomen dit in hun eigen tempo en op een manier die past bij hun leeftijd te doen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik daar nog jarenlang last van kunnen hebben. Ook de impact op de ouders van de slachtoffers is groot. Zo beschrijven de ouders van een slachtoffer dat zij worstelen met de vraag hoe het kan dat zij niets hebben gemerkt en dat zij niet hebben kunnen ingrijpen. Ook rekent de rechtbank de verdachte aan dat hij gedurende ongeveer 13 jaar deelnam aan een criminele organisatie door de website te runnen en zelf ook een grote hoeveelheid seksueel materiaal van minderjarigen in bezit had.
De rechtbank is op grond van het advies van de deskundigen van oordeel dat het kader van tbs met voorwaarden onvoldoende waarborgen biedt om de behandeling van de verdachte op een zodanige manier vorm te geven dat het recidiverisico tot een aanvaardbaar niveau wordt teruggebracht. Dat maakt dat de rechtbank oplegging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk acht. Daar komt bij dat de duur van de gevangenisstraf die de rechtbank de verdachte zal opleggen niet verenigbaar is met oplegging van tbs met voorwaarden.