Overzicht Inlichtingen en Recht april 2021

01-04-2021 Nadere memorie van antwoord Wijzigingswet Wiv 2017

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Ollongren heeft op 1 april 2021 de ‘nadere memorie van antwoord’ van de wetsbehandeling van de Wijzigingswet Wiv 2017 gepubliceerd. In de nadere memorie wordt ingegaan op de vragen van de leden van de Eerste Kamer. Op 9 juni 2020 stemde de Tweede Kamer vóór de Wijzigingswet Wiv 2017 en het wetsvoorstel is nu al bijna een jaar in behandeling bij de Eerste Kamer.

De Wijzigingswet Wiv 2017 moet worden gezien als een reactie op de uitslag van het raadgevend referendum op de Wiv 2017 (waarbij 49,44% van de kiezers tegen de wet heeft gestemd, 46,55% voor en 4,03% blanco) (zie eerder ook dit blogbericht over het wetsvoorstel). De regering beoogt met de wet ‘de waarborgen van de wet op onderdelen te verduidelijken en de ruimte die de wet in de uitvoeringspraktijk biedt zo nodig in te perken’.

De belangrijkste bepalingen vormen de codificatie (en toelichting op) het gerichtheidsvereiste voor de toepassing van alle bevoegdheden. Het gerichtheidscriterium is ‘het tot een minimum beperken van niet strikt voor het onderzoek noodzakelijke gegevens, gelet op de technische en operationele omstandigheden van de casus’. De te vergaren gegevens moeten daarbij dus van te voren worden afgebakend, bijvoorbeeld op basis van geografische gegevens, naar tijdstip, soort data en object.

Net als in de discussie in de Tweede Kamer stellen senatoren vragen over de evaluatie van de Wiv 2017. Het demissionaire kabinet heeft namelijk op 5 maart 2021 in een Kamerbrief aangeven dat zij de analyse, conclusies en aanbevelingen van de Commissie-Jones Bos omarmt. Het plan is echter de aanbevelingen in het rapport in een (ander) ontwerpvoorstel uit te werken. Het kabinet verwerkt dus geen elementen van het rapport van de Commissie-Jones Bos in de Wijzigingswet Wiv 2017.

Oratie

Enkele vragen van de senatoren gingen over mijn oratie ‘Grenzen stellen aan datahonger’. De minister gaat tot mijn vreugde uitgebreid in op de vragen. Kortgezegd (want er waren nogal veel woorden voor nodig), stelt de minister dat er geen sprake is van ‘function creep’ bij passagiersgegevens, omarmt het kabinet de aanbeveling van de evaluatiecommissie een beter voorzienbare regeling te creëren voor het verzamelen van bulkdatasets en zijn er geen plannen een maximale bewaartermijn in de wet op te nemen (omdat gegevens verwijderd moeten worden als ze niet meer van betekenis zijn). Ook herkent de minister niet dat de informantenbevoegdheid in artikel 39 Wiv 2017 een ‘gedrocht van een artikel’ is. ‘Integendeel’ zelfs, omdat de tekst van de wet een expliciete wettelijke basis vormt voor de vrijwillige verstrekking van gegevens door overheidsinstanties (waaronder dus ook bulkdatasets).

Stelselmatig verzamelen van gegevens door het Land Information Manoeuvre Centre (LIMC)

Opvallend is verder dat de minister aangeeft dat art. 6 lid onder e AVG een grondslag biedt voor het verwerken van gegevens uit open bronnen door overheidsinstanties zoals het LIMC. Verder moet worden voldaan aan de vereisten van de AVG en het EVRM. Naar aanleiding van het NRC-artikel wordt onderzoek verricht door de Functionaris voor Gegevensbescherming Defensie naar de naleving van de AVG door het LIMC. Het rapport van de FG, met daarin diens conclusie van het onderzoek en aanbevelingen, bevindt zich in een afrondende fase volgens de minister. Zodra gereed wordt het rapport van de FG en de appreciatie van de minister van Defensie hierop naar de Tweede Kamer en Eerste Kamer verstuurd.

06-04-2021: Advies Cyber Security Raad: investeer 833 miljoen euro aan ‘cyberweerbaarheid’

De Cyber Security Raad adviseert een landelijke regie op het hoogste politieke en ambtelijke niveau om digitale veiligheid en de digitale autonomie van Nederland te beschermen. Dat moet gepaard gaan met een investering van 833 miljoen, bovenop de huidige uitgaven en budgetten voor cyberweerbaarheid.

In het advies staan vijf speerpunten centraal, te weten regie op samenwerking en informatiedeling, weerbare vitale processen, versterking onderzoek en onderwijs, realiseren van cybercrime-handhavingsketen en zorgplicht van leveranciers voor veilige producten en diensten voor burgers, bedrijfsleven en overheid.

De raad adviseert het nieuwe kabinet om in plaats van een Minister Digitale Zaken direct een ministeriële onderraad digitale zaken in te richten, waar cyberweerbaarheid en digitale autonomie integraal aan de orde wordt gesteld. Deze onderraad moet steunen op een interdepartementale strategische overlegkoepel, met daarin alle ministeries die raakvlakken hebben met cyberweerbaarheid. Er moet één cyberweerbaarheidsstrategie komen, inclusief een meerjarenprogramma.

Luister ook naar aflevering 15 van de podcast Cyberhelden over het rapport en de toelichting daarop van Lokke Moerel. Ik vind het met name interessant dat de hoogleraar aangeeft dat de regie mogelijk gevoerd moet worden door AZ en het NCSC misschien onder gebracht moet worden onder BZK (ook verantwoordelijk voor de AIVD), net als dat het Nationaal Cyber Security Centrum in het Verenigd Koninkrijk onderdeel is van de communicatie-inlichtingendienst GCHQ. Zie ook dit uitstekende verslag in Computable: ‘Grapperhaus haalt woede Cyber Security Raad op de hals‘. Vergaand is ook het voorstel voor een ‘een volwassen landelijk dekkend stelsel van informatieknooppunten (LDS)’. Het moet zorgen voor een goede informatiedeling over cyberdreigingen en -kwetsbaarheden.

Over knelpunten in de wetgeving is de CSR in het rapport nogal kort:

“Huidige juridische beperkingen op het delen van herleidbare vertrouwelijke informatie en persoonsgegevens (zoals de AVG en huidige wet politiegegevens) staan het structureel delen van dreigingsinformatie met publieke en private partijen in de weg.”

Verder moet volgens de CSR de capaciteit van reeds betrokken partijen, zoals de Nationale Politie, Openbaar Ministerie Koninklijke Marechaussee, snel worden uitgebreid en publiek-private samenwerking moet structureel worden ingericht en gesteund. De CSR signaleert dat  de defensieve, offensieve en inlichtingen cybercapaciteiten binnen Defensie (incl. MIVD en KMar), de AIVD, het NCSC de politie en het OM een essentiële bijdrage leveren aan ‘cyberweerbaarheid’, bijvoorbeeld door middel van het inzichtelijk maken en delen van dreigingen en concrete informatie daaromtrent en de afschrikwekkende werking (deterrence) voortkomend uit de offensieve capaciteiten. ‘Investeren in de inlichtingendiensten is vrijwel gelijk aan investeren in zowel zicht op de dreiging als in deterrence’. Toch valt het budget van deze diensten valt buiten de scope van het advies.

Ten slotte stelt de CSR voor gerichte investeringen te doen in onderzoek, start-ups en een cybercurriculum in relevante opleidingen. Daarmee zou de ‘huidige academische braindrain’ een halt worden toegeroepen en kunnen we beschikken over voldoende gekwalificeerd personeel. Ook adviseert de raad om in het curriculum van het primair en voortgezet onderwijs met spoed digitale geletterdheid in te voeren en dit onderwerp los te koppelen van een algehele herziening van het curriculum.

12-04-2021: Kamerbrief Verbetering juridische grondslag verwerking persoonsgegevens NCTV

De Minister van Justitie en Veiligheid reageert in deze brief op de berichtgeving in NRC over de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). De NCTV volgt volgens NRC individuen op sociale media en verzamelt en verspreidt privacygevoelige informatie over burgers, zonder dat daar een wettelijke grondslag voor is.

Naar aanleiding van de casus Cornelius Haga Lyceum is de NCTV in februari 2020 gestart met het project ‘taken en grondslagen NCTV’, ter juridische versterking en verankering van zijn taken en grondslagen. Hieruit kwam naar voren dat het identificeren en analyseren van dreigingen en risico’s op het gebied van terrorisme en nationale veiligheid juridisch kwetsbaar is en versterking behoeft indien daarbij (bijzondere) persoonsgegevens worden verwerkt op basis van eigen openbare bronnenonderzoek.

Binnen de Rijksoverheid is de NCTV verantwoordelijk voor de coördinatie van crisisbeheersing, terrorismebestrijding, cybersecurity, statelijke dreigingen en andere terreinen van nationale veiligheid. Specifieke verantwoordelijkheden worden door de NCTV uitgevoerd op basis van specifieke wetgeving: de Politiewet, de Luchtvaartwet, de Paspoortwet en de Tijdelijke Wet Bestuurlijke Maatregelen Terrrorismebestrijding.

De minister benadrukt dat de NCTV geen inlichtingendienst is, en dat de NCTV als coördinator besluiten moet nemen op basis van informatie van andere partijen. De NCTV analyseert deze informatie wel zelf, en valideert vervolgens de analyses. In het geval van de conceptnota Ontwikkeling van het salafisme onder Turken – de invloed in Nederland, zoals genoemd in de NRC, werd de notitie niet gevalideerd en daarom niet gepubliceerd.

Sinds 2006 maakt de NCTV gebruik van internetmonitoring, teneinde een continu beeld van de voorstelbare dreiging te houden. Sinds 2009 werden hiervoor op sociale media gefingeerde accounts ingezet. Inmiddels maakt de Kerneenheid Analyse gebruik van een apart ICT-systeem waardoor meekijken op sociale media ook zonder gefingeerde accounts mogelijk is. Deze praktijk is naar aanleiding van de publicatie in de NRC gestaakt.

De minister stelt dat van werken onder dekmantel in strafvorderlijke zin geen sprake is geweest, omdat de accounts nooit hebben deelgenomen aan conversaties met andere gebruikers. Wel was er sprake van het verwerken van persoonsgegevens, omdat uitingen ‘door personen worden gedaan’. De NCTV doet dit volgens de minister in het algemeen belang, op grond van artikel 50 Organisatiebesluit Justitie en Veiligheid. Het Organisatiebesluit is dan weer gebaseerd op artikel 3, lid 2 van het Coördinatiebesluit organisatie, bedrijfsvoering en informatiesystemen rijksdienst, dat zijn grondslag vindt in artikel 44 van de Grondwet.

De minister stelt dat de taak voor de NCTV ook is terug te voeren op artikel 5 EVRM. De NCTV heeft internetmonitoring onder het destijds geldende regiem van de Wet bescherming persoonsgegevens aangemeld voor het openbare verwerkingenregister. Het project “Implementatie AVG” is een doorlopend privacy-project binnen de NCTV.

De NCTV erkent en herkent de spanningen op de werkvloer zoals beschreven in de NRC, en heeft inmiddels maatregelen genomen.

Sophie Harleman

04-02-2021 – Algemene beraadslaging Initiatiefwetsvoorstel-Verhoeven Wet Zerodays Afwegingsproces

Ex-Kamerlid Verhoeven geeft aan dat uit het eerste gedeelte van de behandeling van het wetsvoorstel Zerodays duidelijk naar voren is gekomen dat het gedeelte waarin een beoordelingsorgaan is voorgesteld tot veel bezwaren leidt. In de nota van wijziging is het beoordelingsorgaan dan ook uit het voorstel gehaald. GroenLinks diende een motie in, waarin gevraagd wordt om één kader voor politie, Defensie en inlichtingendiensten. Daarop is door de heer Verhoeven het voorstel zodanig aangepast dat het inhoudelijk overeenkomt met datgene wat de motie zegt, alleen dan in een wet.

De demissionair minister van Binnenlandse Zaken gaat vervolgens in op de vraag of het wetsvoorstel werkbaar is voor de diensten. De minister geeft aan dat met dit voorstel nog steeds zeer gevoelige operationele informatie gedeeld moet worden met derden. Volgens artikel 3, lid 2 hóeft niet tot bekendmaking over te worden gegaan. In lid 3 van datzelfde artikel staat dat het bestuursorgaan wél moet overleggen met vertegenwoordigers van betrokkenen die de vitale infrastructuur beheren, alvorens te besluiten over de bekendmaking. Dit kan problematisch zijn wanneer het gaat over gevoelige operationele informatie, gezien potentiële veiligheidsrisico’s. De organisaties waar het om gaat hebben reeds een afwegingskader, aldus de minister. Dat roept bij de minister de vraag op wat het voorstel daar op dit specifieke punt nog aan toevoegt. Belangrijke bezwaren zijn dus weggenomen, maar op dit specifieke onderdeel rest voor de diensten nog wel een bezwaar.

Minister Grapperhaus onderschrijft in het debat dat het demissionaire kabinet nog steeds belangrijke bezwaren tegen het wetsvoorstel heeft op het punt van het dubbele kader van het proces voor de opsporing, daar politie en OM reeds een afwegingskader hebben voor het melden van onbekende kwetsbaarheden. Onbekende kwetsbaarheden worden bovendien alleen ingezet in het uiterste geval. In het regeerakkoord zijn volgens de minister reeds afspraken opgenomen over de aanschaf van binnendringsoftware door de politie.

De heer Verhoeven reageert dat hij vooral beoogt de zaken uniform te regelen. Hoewel er al een leidraad en een afwegingskader is, wil hij dat het in één wet geregeld wordt. Hij geeft aan nog één keer te kijken naar de mogelijkheden die er zijn om tegemoet te komen aan datgene wat gezegd is, maar te blijven bij zijn standpunt dat een meer uniforme en stevige regeling gewenst is.

Het gehele standpunt van het kabinet omtrent het verzoek van de vaste commissie van Binnenlandse Zaken om in te gaan op het gewijzigde initiatiefwetsvoorstel van de heer Verhoeven is hier te vinden (Kamerstukken II 2020/21, 35257, nr. 14).

Sophie Harleman

Veroordeling poging tot deelneming aan een terroristische organisatie

Het Hof Den Bosch heeft op 14 januari 2021 een verdachte in hoger beroep veroordeeld (ECLI:NL:GHSHE:2021:60) tot poging tot deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven (IS). Uit bestendige rechtspraak van de Hoge Raad over deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 en 140a Sr volgt dat daarvan slechts sprake kan zijn, indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en de betrokkene een aandeel heeft in gedragingen, of deze ondersteunt, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in die artikelen bedoelde oogmerk.

De verdachte heeft op verschillende momenten en in verschillende geschriften beschreven hoe ze zich heeft verdiept in de Islam. Ze erkent vanuit Nederland naar het grensgebied van Turkije en Syrië te zijn gereisd, wat wordt ondersteund door (locatie)gegevens van gedane geldopnames en mastgegevens van haar mobiele telefoon. De verdachte heeft driemaal geprobeerd de oversteek te maken naar Syrië, maar is hierin niet geslaagd. De verdachte heeft een dagboek bijgehouden over haar pogingen, maar voerde ter terechtzitting aan dat het een boek betrof waarin de hoofdpersoon een IS-strijder was. Het hof hecht geen waarde aan deze alternatieve verklaring.

Voor een bewezenverklaring tot een poging tot deelneming aan een terroristische organisatie is nodig dat het voornemen van de verdachte zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Nu verdachte actief heeft geprobeerd de grens naar Syrië over te steken en diverse voorbereidingen heeft getroffen (het opnemen van geld, het afscheid nemen van haar familie in brieven, het bestuderen van de Arabische taal en andere voorbereidingen), acht het hof bewezen dat het voornemen van verdachte om deel te nemen aan IS zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard.

Verdachte is volgens het Hof strafbaar en wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 413 dagen, waarvan 180 voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaar.

Sophie Harleman

Intrekking Nederlanderschap

De rechtbank Den Haag heeft op 8 maart 2021 geoordeeld (ECLI:NL:RBDHA:2021:2112) dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bevoegd was tot intrekking van het Nederlanderschap van eiser en bevoegd was tot diens ongewenstverklaring over te gaan.

De staatssecretaris heeft bij afzonderlijke besluiten van 27 januari 2020 het Nederlanderschap van eiser ingetrokken op grond van artikel 14, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: RWN). Eiser heeft als minderjarige gedeeld in de verkrijging van het Nederlanderschap van de moeder en bezit zowel de Marokkaanse als de Nederlandse nationaliteit. Eiser is op 14 mei 2012 geëmigreerd naar Egypte en uitgeschreven uit de Basisregistratie Personen van de gemeente Rotterdam. Het Nederlanderschap van eiser is ingetrokken naar aanleiding van een individueel ambtsbericht van de AIVD van 3 januari 2020, waaruit bleek dat eiser zich heeft aangesloten bij een organisatie die deelneemt aan een internationaal gewapend conflict en een bedreiging vormt voor de Nederlandse nationale veiligheid. Verweerder geeft aan dat de inhoud van het ambtsbericht hier geen twijfel over laat. Eiser is ook tot ongewenst vreemdeling verklaard.

In het ambtsbericht van 3 januari 2020 is het volgende vermeld.

‘ [eiser] is uitgereisd naar Syrië en hij heeft zich, vanaf tenminste 2014, aangesloten bij de aan Al-Qa’ida (AQ) gerelateerde jihadistische strijdgroep Jabhat al-Nusra (JaN). In de periode na 11 maart 2017 is hij, in elk geval tot eind mei 2019, aangesloten bij Tanzim Hurras Al Din (THD), een eveneens aan AQ gelieerde organisatie. Hij wordt vanaf 2014 tot medio 2019 gelokaliseerd in Syrische plaatsen die liggen binnen het territorium van aan AQ gerelateerde jihadistische strijdgroepen. [eiser] is, in ieder geval sinds zijn verblijf in Syrië, een uitgesproken sympathisant van de gewelddadige, extremistische, islamitische ideologie. Hij is, in ieder geval sinds februari 2018, actief in mediazaken door AQ-propagandamateriaal te (laten) vervaardigen en te verspreiden. [eiser] heeft op sociale media vele jihadistische nieuwsgroepen opgezet en onderhouden en verricht hiermee, in ieder geval tot april 2019, ondersteunende activiteiten voor de gewelddadige jihad. [eiser] heeft, in ieder geval sedert juli 2018, voor THD taken uitgevoerd, zoals het verrichten van gewapende gevechtstaken (ribaat).’

Niet betwist is dat eiser zich heeft aangesloten bij THD. Hoewel THD niet als afzonderlijke organisatie op de lijst, kan deze organisatie wel als terroristische organisatie worden aangemerkt, omdat deze is gelieerd aan al Qa’ida. De rechtbank dient uit te gaan van de juistheid van het ambtsbericht. Conclusies van de AIVD als gevolg van het ontbreken van toestemming kunnen niet worden getoetst aan de hand van geheime stukken die daaraan ten grondslag liggen. Het ambtsbericht bevat voldoende feitelijke informatie over eiser.

De gemachtigde van eiser voert aan dat de staatssecretaris zich niet op de door de AIVD verstrekte informatie mag baseren, omdat de AIVD alleen deskundig is over nationale veiligheid in het algemeen, en niet wanneer het aankomt op concrete gevallen. De rechtbank oordeelt dat informatievergaring in het kader van de nationale veiligheid bij uitstek een taak en een deskundigheid is van de AIVD, en dat uit de wetsgeschiedenis (Kamerstukken I 2015-2016, 34 356, nr. C, onderdeel 3) van artikel 14, vierde lid, RWN blijkt dat een ambtsbericht van de AIVD kan dienen als grondslag voor de intrekking van het Nederlanderschap.

De rechtbank oordeelt dat de intrekking van het Nederlanderschap niet in strijd is met het verbod op discriminatie en dat er geen feiten of omstandigheden over eiser bekend zijn die duiden op een te prevaleren belang van een ongestoord familie- en gezinsleven in Nederland op grond van artikel 8 EVRM. De rechtbank komt tot het oordeel dat verweerder op grond van het ambtsbericht het Nederlanderschap van eiser kon intrekken en dat van onevenredigheid van de maatregel ten opzichte van de individuele belangen van eiser geen sprake is.

Sophie Harleman

Veroordeling deelname aan een terroristische organisatie

De rechtbank Rotterdam heeft op 12 april 2021 een verdachte veroordeeld (ECLI:NL:RBROT:2021:3131) voor het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven (IS). Ook heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld voor het faciliteren van haar partner om als jihadstrijder deel te nemen aan de gewapende strijd, het voorhanden hebben van vuurwapens, het trachten te bewegen van een andere persoon af te reizen naar Syrië, het aanhangen van radicaal extremistisch gedachtegoed en het maken van propaganda voor IS. Vast staat dat de verdachte op 11 juli 2013 naar Syrië is gereisd, waar zij is getrouwd met een Belgische jihadist. Na zijn overlijden heeft zij in vluchtelingenkampen verbleven en zich op 30 oktober 2019 aangemeld bij de Nederlandse ambassade in Ankara. Op 19 november 2019 is zij op Schiphol aangehouden.

De verdachte verklaart te weten dat er oorlog was in het gebied waarnaar zij vertrok en dat haar man werkte voor IS. Hij is in 2015 in België tot vijf jaar gevangenisstraf veroordeeld. Uit berichten van de verdachte op Facebook leidt de rechtbank af dat de verdachte wist dat haar man lid was van IS. Daarnaast bleek uit de berichten dat zij de jihadstrijd verheerlijkte en voor IS propaganda voerde. Uit chatgesprekken blijkt dat de verdachte een vuurwapen en granaten en munitie voor handen heeft gehad. Ook heeft zij uitvraag gedaan naar vuurwapens en getracht een persoon te bewegen af te reizen naar Syrië.

De rechtbank oordeelt dat de verdachte kan worden beschouwd als lid van en deelnemer aan IS, waarbinnen zij ook een maatschappelijke functie heeft bekleed.

Van psychische overmacht is geen sprake en de verdachte is dus strafbaar. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard van het delict en de omstandigheden waaronder dit is begaan, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 16 voorwaardelijk en met een proeftijd van 3 jaar.

Sophie Harlema